Parasiet profiteert van menselijke ingrepen in de natuur

Array

Wereldwijd lijden er meer dan 200 miljoen mensen aan de tropische ziekte schistosomiase, die veroorzaakt wordt door de platworm Schistosoma mansoni. Voornamelijk kinderen uit de armere gebieden van Sub-Saharaans Afrika worden getroffen. Tot de jaren ’80 bleef het noordwesten van Senegal gespaard van deze ziekte. Maar sinds de bouw van twee dammen, ter bevordering van de landbouw, woedt er een hevige schistosomiase-epidemie. Wetenschappers van het Instituut voor Tropische Geneeskunde (ITG), KU Leuven en het Koninklijk Museum voor Midden Afrika stelden vast dat de epidemie veroorzaakt werd door meerdere S. mansoni stammen die hoogstwaarschijnlijk meeliftten met seizoenarbeiders uit naburige gebieden. De onderzoekers waarschuwen dat menselijke ingrepen in de natuur de verspreiding van parasitaire ziektes in de hand kunnen werken. Het onderzoek verschijnt morgen in PLOS Neglected Tropical Diseases.

Foto

Mensen maken gebruik van het rivierwater voor huishoudelijke activiteiten. Op deze plaats komen slak en mens met elkaar in contact en kan de transmissie van de parasiet zich voltooien.

De twee dammen werden in de jaren tachtig aangelegd om de landbouw in het droge Sahelgebied in Noord-Senegal te stimuleren. De ontwikkeling van rijst- en suikerrietplantages trok de immigratie van seizoenarbeiders op gang. Het ecosysteem veranderde zodanig dat zoetwaterslakken zich massaal konden verspreiden. Door de aanwezigheid van zowel de mens als de slak, de twee schakels in de levenscyclus van de S. mansoni platworm, kon de parasiet zich snel vestigen. Wetenschappers Frederik Van den Broeck, Tine Huyse en Katja Polman onderzochten via moleculaire merkers de populatiedynamiek van de parasiet tijdens de epidemie.

Omdat de ziekte zich zeer plots en snel heeft kunnen verspreiden was de hypothese dat slechts één succesvolle stam betrokken was. Moleculair genetische analyses halen deze hypothese onderuit. De analyse van zowel historische als hedendaagse parasietstalen samen met het gebruik van zowel nucleaire als maternale genetische merkers waren hierbij doorslaggevend. “Al van bij het begin van de epidemie stelden we veel genetische diversiteit vast. Dat wijst erop dat er veel parasieten, wellicht vanuit diverse gebieden, werden geïntroduceerd bij de start van de epidemie,” vertelt Frederik Van den Broeck. Vermoedelijk is dit een gevolg van de toename van seizoenarbeiders uit naburige gebieden, die de parasiet met zich meebrachten. “Daarnaast is er weinig genetische structuur zichtbaar, wat suggereert dat er een hoge migratie is tussen de verschillende dorpen. Dat zou een van de verklaringen kunnen zijn waarom de epidemie zich met zo’n enorme snelheid heeft uitgebreid,” zegt Frederik Van den Broeck.

Organismen die een nieuw gebied koloniseren vertonen doorgaans een lagere genetische diversiteit ten opzichte van de natuurlijke populaties. Dit komt omdat aanpassingen aan een nieuw milieu een soort flessenhalseffect creëren waarbij enkel de meest aangepaste stammen overleven. Deze studie toont aan dat de Schistosoma-parasiet bijzonder succesvol is en zijn voordeel heeft gehaald uit de massale immigratie om zijn territorium uit te breiden. Menselijke ingrepen in de natuur werken de verspreiding van parasitaire ziektes in de hand en moeten nauw opgevolgd worden om verdere uitbraken te vermijden. Dit is de eerste keer dat een epidemie van deze parasiet dankzij het gebruik van moleculaire merkers gereconstrueerd kon worden. Zulke inzichten zijn van groot belang omdat ondanks de vele interventies deze ziekte nog steeds niet uitgeroeid kan worden.

Frederik Van den Broeck verdedigde in 2014 zijn doctoraatsonderzoek aan de KU Leuven.

–         Artikel in PLOS Neglected Tropical Diseases

Bron: ITG

 

Recente artikelen