Belgisch Huisarts verliest terrein aan specialist

Array

De Belgische bevolking zal zich in de toekomst iets minder tot een huisarts wenden, en meer tot een specialist. Meest waarschijnlijke prognose voor 2019 is een vermindering van conslutering van de huisarts met 4% ten opzichte van een stijging bij specialist met 24%. Dat staat in het Vergrijzingsrapport van Jozef Pacolet (hoogleraar KU Leuven) en Denise Deliège (hoogleraar UCL). Tussen 1966 en 1996 steeg het aantal contacten dat een Belgische patient jaarlijks gemiddeld met een huisarts had van 4,3 naar 5,6: een toename met 31%. In dezelfde periode steeg echter aantal jaarlijkse contacten met de specialist van 1,31 tot 2,43: een stijging met 86%. Voor de huisartsen betekende 1996 een duidelijke breuklijn: sinds dat jaar was er een daling met 8% tegenover een stijging bij de specialisten. Op basis van die tendensen in het consultatiepatroon maakte Deliège een viertal opmerkelijke toekomstprognoses. Mogelijk zal in 2019 jaarlijks nog 5,1 keer een huisarts geconsulteerd worden, en 2,9 keer een specialist. In vergelijking met 1999 komt dat neer op een te verwachten daling van 4% bij de huisarts, tegenover een stijging van 24% bij de specialist. De gemiddelde inwoner van Nederland kwam in 2003 2,4 keer op het spreekuur van de huisarts, 0,2 keer bezocht de huisarts de patiënt thuis en 0,6 keer was er telefonisch contact tussen de praktijk en de patiënt. Daarnaast was er gemiddeld 2,3 keer contact vanwege een herhaalrecept. In 2003 noteerden huisartsen per patiënt gemiddeld 6,6 keer gegevens over verleende zorg in het electronisch medisch dossier, ofwel 6,6 dossier-contacten. Bron: HuisartsVandaag, Medisurf ,LINH

Recente artikelen