Niet gecategoriseerd

Kamerleden debatteerden in Nieuwspoort over preventie

Array

Vroege signalering, screening, leefstijlinterventies en de relatie preventie & cure: deze onderwerpen kwamen aan bod op woensdag 8 juni in Nieuwspoort, het perscentrum van de Tweede Kamer. Kamerleden, parlementaire pers en voozitters van KNMG, LHV, NMT,NHG, KNGF, KNOV en tal van andere beroepsorganisaties discussieerden daar met elkaar onder leiding van Vrij Nederland redacteur Max van Weezel. Als inleiders traden op VGZ directeur zorg Wouter van Soest en Guus Schrijvers. Het debat was ongekend levendig, fel en geestig. Ondergetekende dankte de uitnodiging aan het voorzitterschap van het Nederlands Congres Volksgezondheid, dat in april in De Doelen te Rotterdam plaatsvond en aanleiding vormde voor het Nieuwspoortse debat. De organisatie van het debat berustte bij de werkgroep Zorgpoort, die een paar keer per jaar zo’n debat organiseert. Het secretariaat ervan bevindt zich bij de directeur van de Nederlandse Maatschappij ter bevordering van de Tandheelkunde (NMT). Dat is de arts Ton Rijsemus. Wil je een gratis uitnodiging voor een volgende debat? Stuur dan een email naar [email protected] Hieronder volgen enkele berichten uit het debat van 08.06. EUROPEES PARLEMENT WIL GEZONDHEIDSETIKETTEN OP LEVENSMIDDELEN In het hierbovengenoemde debat pleitte ondergetekende voor het vermelden van gezondheidsinformatie op levensmiddelen. Deze informatie zou een van de volgende drie aanbevelingen moeten bevatten: 1. gezond, 2. met mate gebruiken en 3. ongezond. Ook pleitte ik voor het vermelden van het aantal calorieën per gerecht op menukaarten van restaurants. Dit gebeurt her en der al in Engeland en beïnvloedt in gunstige zin de bestelling van de maaltijden. In het debat dat ontstond, kwam naar voren dat het Europarlement hierover vorige week heeft gediscussieerd. Dergelijke gezondheidsinformatie zit eraan te komen, aldus diverse debatdeelnemers.
ZORGVERZEKERAARS ZIJN OOK VERANTWOORDELIJK VOOR PREVENTIE Preventie is niet te verzekeren: immers die betreft de hele populatie van een zorgverzekeraar. Ook is op preventie moeilijk te concurreren. Immers die leidt op korte termijn meestal niet tot lagere verzekeringspremies. Wat moet er nu gebeuren om verzekeraars toch te interesseren voor preventie? Deze vragen kwam regelmatig terug tijdens het hierboven genoemde, Nieuwpoortse debat van kamerleden, pers en voorlieden uit de gezondheidszorg. Er zijn verschillende antwoorden mogelijk. 1. De zorgverzekeraars krijgen, in hun maatschappelijke missie en ondersteund door wetgeving, nadrukkelijk ook de taak om preventie uit te voeren en deze naar behoren uit te voeren. In het vereveningsfonds ontvangen zij aparte financiële middelen voor deze taak. 2. Er komt een nieuw preventiefonds, onder verzekeraars wel genoemd het Fitburgerfonds, waaraan zorgverzekeraars voorstellen kunnen doen voor preventieprogramma’s. Zij concurreren dan met voorstellen voor extra uitkeringen uit dit fonds. 3. Het vereveningsfonds gaat meer dan tot nu toe rekening houden met het opleidingsniveau en het gemiddeld inkomen van de verzekerden. Zoals bekend hebben mensen met een lagere opleiding of een lager inkomen een slechtere gezondheid en een ongezondere levensstijl. Door daarmee rekening te houden bij het doen van uitkeringen uit het vereveningsfonds komt er meer geld beschikbaar voor verzekeraars met ongezonde verzekerden. Er komt dan voor deze groepen meer geld voor preventie beschikbaar. In het debat kwam naar voren dat zorgverzekeraars samen met de lokale overheid verantwoordelijk zijn voor de preventie. Of de deelverantwoordelijkheden van beide actoren uitgeschreven moeten worden, daarover werd getwijfeld. De scheiding individuele preventie bij zorgverzekeraars en collectieve bij gemeenten is niet goed houdbaar. Hoe moet dat dan bij het tegengaan van overgewicht onder de bevolking? Daar lopen individuele en collectieve preventie in elkaar over. VGZ directeur zorg en inleider Wouter van Soest noemde tal van preventieve initatieven die zorgverzekeraars thans al nemen. Vooral regionale zorgverzekeraars kunnen makkelijk samenwerken met gemeenten.
SIGNALEREN VAN ONGEZOND GEDRAG HOORT TOT DE KERNTAAK VAN IEDERE CURATIEVE ARTS Stel dat een besneden, Somalische moeder in het ziekenhuis bevalt van een dochter. Er bestaat dan een grote kans dat die dochter over enkele jaren ook wordt besneden. Dan is de plicht van achtereenvolgens de extramurale verloskundige, de gynaecoloog en de kraamverzorgster om in eerste instantie bij de moeder te signaleren, dat de dochter een verhoogd risico loopt om besneden te worden. Ten tweede hoort in de ontslagbrief van de gynaecoloog naar de huisarts melding gemaakt te worden van dit verhoogde risico. Die moet dan ten derde dit feit doorgeven aan de jeugdarts met het verzoek extra alert te zijn op de kans op deze verminking van de genitaliën. Dit voorbeeld noemde ondergetekende als ondersteuning van de stelling dat signaleren van ongezond gedrag en het risico daarop hoort tot de kerncompetentie van iedere behandeld arts. Ik kreeg steun voor deze redenering met de kanttekening dat er geen sprake kan zijn van een meldingsplicht. Ik was het daarmee eens, omdat 1. een arts geen opsporingsambtenaar is en 2. de ervaring in het buitenland leert dat een dergelijke meldingsplicht leidt tot een groot aantal meldingen van loos alarm oftewel van fout positieven. Dan raakt de jeugdgezondheidszorg verstopt met het afhandelen van ten onrechte gedane meldingen. Dat signaleren betreft niet alleen ongezond gedrag risico’s bij bevallingen. Huisartsen kunnen tabaksgebruik signaleren bij hun patiënten, internisten alcoholgebruik en artsen op de SEH’s risico’s op huiselijk geweld. In het debat kwam ook met grote instemming naar voren dat signaleren alleen zin heeft, indien het signaal ergens wordt opgevangen en aanleiding vormt voor follow up interventies. Het heeft bijvoorbeeld geen zin om verhoogd risico op besnijdenis te signaleren, indien jeugdzorg en jeugdgezondheidszorg toch al omkomen in het werk.
KAMERLEDEN HEBBEN GROTE KENNIS OVER GEZONDHEID In de vaste kamercommissie voor Volksgezondheid hebben tal van leden een grote kennis van de gezondheidszorg. Te noemen zijn de oud GGD directeur Agnes Kant, de oud NIZW medewerker Evelien Tonkens en de vereveningsexpert en statisticus Pieter Omtzigt. Deze grote kennis van zaken bevordert de kwaliteit van het gezondheidsbeleid. Dat bleek voor, tijdens en na het debat in Nieuwspoort. De grote fracties hebben vier tot zes woordvoerders op het terrein van de volksgezondheid, ieder met een eigen deelportefeuille. De woordvoerders van dezelfde partij zijn het vaak onderling niet met elkaar eens, zo bleek bij het debat in Nieuwspoort. Er is geen sprake van één gezondheidsfractie. Die verdeeldheid bevordert de kwaliteit van het beleid niet.

Bron: Nieuwsbrief Juliuscentrum