Allochtone vrouw laat minder snel uitstrijkje maken

Array

Allochtone vrouwen komen vaak niet opdagen voor het maken van een uitstrijkje. Terwijl ze statistisch meer kans lopen om baarmoederhalskanker te krijgen. De Stichting Baarmoederhalskanker maakt zich zorgen.
De opkomst van allochtone vrouwen ligt landelijk al jaren een stuk lager dan die van autochtone vrouwen, waarvan 62 procent een uitstrijkje laat maken. De opkomst van Marokkaanse vrouwen is met 42 procent het laagst, daarna volgen de Turkse vrouwen met 49 procent. Omdat in de Randstad relatief veel allochtone vrouwen wonen, is de opkomst daar vergeleken met de rest van Nederland een stuk lager. In Den Haag komt maar 53 procent van de uitgenodigde vrouwen opdagen. In Amsterdam ligt dat percentage nog lager. Reden genoeg voor de

twaalf screeningsorganisaties die landelijk het bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker coördineren en registreren, om zich zorgen te maken. Dit najaar komen ze bij elkaar om te bekijken hoe ze de allochtone vrouw beter kunnen betrekken bij het bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker, waarvoor alle vrouwen tussen de dertig en de zestig jaar om de vijf jaar worden opgeroepen. Als baarmoederhalskanker in een vroeg stadium wordt opgespoord, is de kans op genezing groot.
En dat is hard nodig, want allochtone vrouwen hebben relatief meer kans om deze vorm van kanker te krijgen. Vooral Surinaamse vrouwen lopen meer risico. Van de duizend Surinaamse vrouwen van veertig jaar die een uitstrijkje hebben laten maken, moet 5,7 procent voor nader onderzoek naar de gynaecoloog omdat er mogelijk sprake is van baarmoederhalskanker in een beginstadium. Bij Nederlandse vrouwen van dezelfde leeftijd ligt dat percentage op 4,7. Turkse vrouwen hebben relatief ook meer kans op het krijgen van baarmoederhalskanker dan Nederlandse vrouwen. Maar Marokkaanse vrouwen lopen minder risico. Dat Surinaamse vrouwen meer kans hebben op het krijgen van baarmoederhalskanker komt volgens onderzoekster Mathilde Boon van Stichting Bevolkingsonderzoek Baarmoederhalskanker regio West (SBBW) door een combinatie van factoren. "Voor een deel is het genetisch bepaald en voor een deel hangt het ook samen met de levensstijl van Surinaamse vrouwen. Ze zijn over het algemeen vaker seksueel actief. En sperma heeft een nadelige invloed op de zuurgraad van de vagina. Daardoor ontstaat er een hogere kans op een infectie met het humaan papillomavirus, dat baarmoederhalskanker veroorzaakt."
Dat Marokkaanse vrouwen juist minder kans hebben op baarmoederhalskanker, komt volgens onderzoekster Boon doordat zij zich vanwege hun geloof vijf maal per dag intiem reinigen en ook altijd na geslachtsgemeenschap.
De reden voor de lage opkomst is dat voor veel allochtone vrouwen vaginaal onderzoek nog taboe is, zeker als het door een mannelijke arts wordt gedaan. De SBBW, die de onderzoeken voor de Haagse regio coördineert en registreert, heeft daarom veel doktersassistentes opgeleid om het onderzoek uit te voeren. Ook kunnen vrouwen, die zelf een mannelijke huisarts hebben, voor het onderzoek naar een vrouwelijke huisarts vragen. De GGD in Amsterdam heeft speciaal voor allochtone vrouwen een doe-het-zelf-kit voor het baarmoederhalskanker onderzoek gemaakt. "Dan hoeft er geen vreemde onder hun rokken te kijken."

Bron: Haagse Courant

Recente artikelen