FAQ bekostiging huisartsenzorg

Array


Waarom is een nieuw bekostigingssysteem nodig?
Het huidige bekostigingssysteem huisartsenzorg komt onvoldoende tegemoet aan de verschillen in praktijken onderling en de verschillen in zorgvraag van patiënten. Daarnaast biedt het systeem onvoldoende financiering voor praktijken die een grotere zorgvraag hebben dan gemiddeld zoals praktijken in achterstandsgebieden, praktijken met veel ouderen en praktijken met chronisch zieken (of een combinatie van deze drie). In het huidige systeem worden afspraken over tarieven en modules op landelijk niveau gemaakt. Het nadeel hiervan is dat er weinig rekening gehouden wordt met lokale verschillen en de financiering van initiatieven die voorzien in lokale of regionale zorgvragen. Het vaste abonnementstarief levert daarnaast nauwelijks ‘loon naar werken’ op. Doordat het systeem in de loop der jaren steeds is aangepast aan veranderende omstandigheden is de opbouw van de tarieven bovendien minder overzichtelijk geworden. In het nieuwe bekostigingssysteem is gezocht naar een balans tussen een basisbekostiging en loon naar werken. Daarnaast worden modules ingevoerd om waar nodig op lokaal niveau nog betere financiële ondersteuning te bieden en om innovaties, samenwerkingsverbanden en bijzonder aanbod te kunnen financieren. Ook is er door de invoering van de nieuwe Zorgverzekeringswet (Zvw) behoefte aan een nieuw bekostigingssysteem voor huisartsen. Doordat in de Zvw geen onderscheid meer wordt gemaakt tussen ziekenfonds- en particulier verzekerden, is het belangrijk dat er een eenduidige bekostigingssystematiek komt.
Wat betekent het nieuwe systeem voor de patiënt?
Huisartsen en zorgverzekeraars kunnen beter inspelen op de lokale vraag naar zorg. Het huidige systeem biedt weinig mogelijkheden om huisartsenzorg te contracteren en om lokale initiatieven voor passende en doelmatige zorg voor de patiënt te stimuleren. In het nieuwe systeem kan zorg in de 1e lijn in plaats van in de 2e lijn (substitutie) met de module variabele vergoedingen gefinancierd worden.
De financiering van de huisartsenzorg valt niet onder de no-claim teruggave regeling. Het inschrijftarief en de modules vallen niet onder het (vrijwillig) eigen risico. Er is dus geen belemmering voor de verzekerde om zich bij een huisarts in te schrijven. Met inschrijving bewerkstelligt de verzekerde dat de huisarts daadwerkelijk beschikbaar zal zijn. Tevens wordt met inschrijving gewaarborgd dat het medisch dossier adequaat wordt bijgehouden. Vanwege het grote belang van de inschrijving op naam voor de huisartsenzorg, zullen alle partijen de inschrijving op naam bevorderen.
Het consulttarief en het passantentarief vallen wel onder het eigen risico. Hoe is het nieuwe bekostigingssysteem opgebouwd?
In het nieuwe systeem ontvangt de huisarts een standaard inschrijfvergoeding voor elke patiënt die op naam staat ingeschreven. Dit kan aangevuld worden met modules waarover de huisarts met zorgverzekeraars afspraken maakt. Daarnaast wordt een consulttarief ingevoerd. De hoogte van dit consulttarief wordt gedifferentieerd naar consult, consult langer dan 20 minuten, visite, visite langer dan 20 minuten, telefonisch consult en herhaalrecept. Kort samengevat bestaat het nieuwe systeem uit drie onderdelen: een inschrijftarief van ca. € 52, voor patiënten die op naam staan ingeschreven bij de huisarts.
een drietal modules: praktijkondersteuning huisartsen (POH), populatiegebonden vergoedingen en variabele vergoedingen, (totaal minimaal € 149 mln. beschikbaar).
een consulttarief van ca. € 9.
Op deze wijze wordt het bestaande huisartsenkader van € 1,4 miljard op een andere wijze verdeeld en wordt structureel minimaal € 20 mln. extra voor Praktijkondersteuning (POH) beschikbaar gesteld. Voor de module modernisering & innovatie komen additionele middelen beschikbaar die nu beschikbaar worden gesteld in het kader van de Regeling Initiatiefruimte Ziekenfondsverzekering (RIZ; circa € 50 miljoen op jaarbasis). Verder is afgesproken dat er substitutie van de tweedelijn door de eerstelijn mogelijk gemaakt kan worden in het nieuwe systeem. Hiermee komen per saldo meer middelen beschikbaar voor de huisartsenzorg, onder voorwaarde dat uitgaven binnen het Budgettair Kader Zorg (BKZ) blijven. De verantwoordelijkheid voor de beheersing van de uitgaven en het risico van het overschrijden liggen dan bij de verzekeraar. De modules worden als volgt ingevuld: POH-vergoedingen
Vanaf 2006 is € 49 mln. geraamd voor POH. Dit is het bestaande budget en € 20 mln. extra toegevoegd aan het huisartsenkader. Het gaat hier om een open-einderegeling wat betekent dat wanneer meer huisartsen een aanvraag doen die voldoet aan de gestelde criteria, zij ook voor POH vergoed worden. POH wordt toegekend op grond van de huidige voorwaarden (dit impliceert dat de verdeling van middelen uitkomt op 2/3 als opslag op het inschrijftarief, 1/3 als consult ). Deze verhouding wordt niet gewijzigd. Voor de berekening van de inverdieneffecten (declareerbare consulten door POH) wordt aangesloten bij de systematiek zoals die in 2005 gebruikt is.
In 2006 wordt gemonitord (kwantitatief en kwalitatief) of de gemaakte veronderstellingen, met betrekking tot het inverdieneffect van een praktijkondersteuner, kloppen. Indien dit niet het geval is, zal de berekening van de inverdieneffecten voor 2007 worden afgestemd op de feitelijke inverdieneffecten op basis van de monitoring. Zorgverzekeraars beoordelen de inzet van de POH gelden achteraf aan de voorwaarden van de regeling. Uitkering van de module POH is alleen mogelijk indien er sprake is van een contract tussen zorgverzekeraar en huisarts. Indien huisartsen er geen aanspraak op maken omdat ze geen contracten met zorgverzekeraars afsluiten, zetten zorgverzekeraars dit budget in voor de module modernisering en innovatie ten behoeve van de huisartsenzorg. Populatiegebonden vergoedingen
Ook in 2006 is € 25 mln. beschikbaar voor de module populatiegebonden vergoedingen. Deze module biedt een toeslag aan huisartsen die een praktijk hebben in een achterstandswijk en/of met veel oudere patiënten en daardoor meer dan gemiddelde zorg bieden en/of meer tijd kwijt zijn per consult De omvang van het beschikbare budget is gerelateerd aan de omvang van de volumegroei in het huisartsenkader, waarin rekening wordt gehouden met demografische ontwikkelingen en vergrijzing. De module populatiegebonden vergoedingen is opgebouwd uit twee componenten. De component achterstandswijken wordt berekend volgens de huidige postcodeverdeling binnen het huidige macrobedrag. In de component ouderen (65 +) wordt een variatie in leeftijd aangebracht, zodat de grotere intensiteit van de dienstverlening aan mensen van 75 jaar en ouder beter gecompenseerd kan worden. De uitwerking hiervan vindt in CTG-verband (College Tarieven Gezondheidszorg) plaats op basis van NIVEL-cijfers.
De module wordt verrekend als een strategische opslag op het inschrijftarief conform de huidige systematiek. Uitkering van de module populatiegebonden vergoedingen is alleen mogelijk indien er sprake is van een contract tussen zorgverzekeraar en huisarts. Indien huisartsen er geen aanspraak op maken omdat ze geen contract met zorgverzekeraars afsluiten, zetten zorgverzekeraars dit budget in voor de module modernisering en innovatie ten behoeve van de huisartsenzorg. Modernisering & innovatie
In 2006 is ten minste ca. € 75 mln. beschikbaar voor het budget modernisering en innovatie. De middelen worden ondermeer ingezet voor het realiseren van de onder 2.2 genoemde beleidsagenda op basis van af te sluiten contracten tussen zorgverzekeraars en (samenwerkende) huisartsen op decentraal niveau.
Dit bedrag is opgebouwd uit de volgende bronnen: Het huidige RIZ-budget (flexizorg) van € 50 mln.
Hieruit worden momenteel bijzondere verrichtingen die huisartsen uitvoeren gefinancierd en allerlei lokale initiatieven die sterke overeenkomst vertonen met de beleidsagenda modernisering en innovatie. De verrichtingen worden ook de komende 2 jaren vergoed op basis van de huidige RIZ-verrichtingenlijst. De te leveren verrichting en de hoogte van het tarief zullen worden vastgesteld door partijen in CTG-verband op basis van de Wet Tarieven Gezondheidszorg (WTG). Een additioneel budget van € 25 mln. In 2006
Van dit budget is € 12 mln. incidenteel in 2006. Voor 2007 spannen partijen zich in om eveneens € 25 mln. voor modernisering en innovatie te reserveren. Vrijkomende middelen door overheveling van zorg van de tweede lijn naar de eerste lijn, en vrijkomende middelen ten gevolge van afspraken tussen zorgverzekeraars en huisartsen over het voorschrijfbeleid met betrekking tot medicijnen en vrijwillig in te zetten middelen door zorgverzekeraars. Partijen hebben afgesproken dat zorgverzekeraars deze vrijkomende middelen deels inzetten in het kader van de module modernisering en innovatie. De omvang van het budget dat beschikbaar komt door vrijval en vrijwillig in te zetten middelen is nu niet vast te stellen, dat hangt af van de mate en aard van de afspraken die lokale partijen daarover maken. Zorgverzekeraars en huisartsen moeten op lokaal en regionaal niveau afspraken maken over de besteding van de module modernisering en innovatie. Voorwaarde voor toekenning is dat de te financieren initiatieven passen binnen de op landelijk niveau geformuleerde beleidsagenda ten aanzien van modernisering en innovatie van huisartsenzorg. Het beschikbare budget kan alleen worden ingezet voor het realiseren van de overeengekomen beleidsagenda.
Wat komt er aan financiële middelen bij in het nieuwe systeem?
Het financieel beslag van het nieuwe systeem komt overeen met het totaal beschikbare budget in het huidige huisartsenkader, inclusief de voorziene nominale indexatie (2006: € 58 mln., 2007: € 44 mln.). Daar wordt een budget van € 20 mln. structureel aan toegevoegd voor de uitbreiding van de praktijkondersteuning van huisartsen.
In de wetenschap dat huisartsen als enige beroepsgroep in de gezondheidszorg ten gevolge van de overgang naar de nieuwe zorgverzekeringswet te maken krijgen met een nieuwe bekostigingsstructuur en constaterende dat daaruit extra lasten voortvloeien wordt ter compensatie daarvan € 10 mln. toegevoegd aan het huisartsenkader. Daarenboven hebben zorgverzekeraars zich bereid verklaard ten behoeve van het digitaliseren van het declaratieverkeer tussen huisartsen en zorgverzekeraars maximaal € 15 mln. op jaarbasis beschikbaar te stellen voor die huisartsen die hun declaraties digitaal aanleveren. Daarnaast hebben partijen de aanvullende afspraak gemaakt dat aan de module modernisering & innovatie ten minste € 50 mln. (voormalige RIZ-gelden besteed aan huisartsenzorg) wordt toegevoegd, onder voorwaarde dat huisartsen en zorgverzekeraars hierover contracten afsluiten.
Verder is afgesproken dat er substitutie van de tweedelijn door de eerstelijn mogelijk gemaakt kan worden in het nieuwe systeem. Hiermee komen per saldo meer middelen beschikbaar voor de huisartsenzorg, onder voorwaarde dat uitgaven binnen het Budgettair Kader Zorg (BKZ) blijven. De verantwoordelijkheid voor de beheersing van de uitgaven en het risico van het overschrijden ligt dan bij de zorgverzekeraar.
Wat betekent het nieuwe systeem voor het inkomen van de huisarts?
In het nieuwe systeem kunnen de middelen veel meer ‘op maat’ worden verdeeld dan in een abonnementssysteem mogelijk is. Dat betekent dat een huisarts bij een gemiddelde werkbelasting (in aantal consulten) zijn volledig norminkomen ontvangt.
Net als in de huidige situatie wordt in de nieuwe systematiek rekening gehouden met praktijkvariabelen zoals ouderen en patiënten uit achterstandswijken. In de oude situatie kreeg de huisarts alleen een dergelijke vergoeding voor ziekenfondspatiënten. In de nieuwe zorgverzekering krijgt hij deze vergoeding voor alle patiënten die op naam staan ingeschreven, mits er sprake is van een overeenkomst met zorgverzekeraars.
Waarom worden het inschrijftarief en het consulttarief veel lager?
In de nieuwe systematiek wordt beoogd het beste van twee werelden samen te brengen: het abonnementstarief wordt niet alleen vergoed voor ziekenfondspatiënten, maar voor álle verzekerden, het consulttarief wordt niet alleen voor particuliere patiënten in rekening gebracht, maar voor álle verzekerden.
De hoogte van de consultvergoeding zal ongeveer € 9 bedragen. Dit betekent echter niet dat deze € 9 alle kosten en inkomen bevat. Immers de huisarts krijgt ook nog een inschrijfvergoeding. De bedragen van het inschrijftarief (ca. € 52 ) en het consulttarief (€ 9) moeten niet op zich bekeken en vergeleken worden. Het totaal van inschrijftarief, consulttarief en modulevergoedingen zal ertoe leiden dat de huisarts zowel zijn norminkomen als een reële kostenvergoeding ontvangt. Daarnaast is het in het nieuwe systeem mogelijk om een aanvullende financiering voor innovatie, bijzonder aanbod of anderszins te ontvangen.
Hoe wordt in het nieuwe systeem omgegaan met inschrijving op naam?
Het belang van inschrijving op naam wordt door alle partijen erkend. Echter, inschrijving op naam is in de huidige ZFW ook niet verplicht opgelegd door de overheid, maar door partijen overeengekomen. Verplicht inschrijven op naam past daarnaast niet in de lijn van de Zvw.
In het akkoord van 29 maart hebben partijen wel afgesproken dat zij zullen bevorderen dat inschrijving op naam zoveel mogelijk plaatsvindt. De huisarts mag patiënten ‘werven’, de verzekeraar zal inschrijving op naam via de polis stimuleren.
Het inschrijvingstarief bij de huisarts valt niet onder het (vrijwillig) eigen risico, dus is er geen belemmering voor de verzekerde om zich bij een huisarts in te schrijven. Met inschrijving bewerkstelligt de verzekerde dat de huisarts daadwerkelijk beschikbaar zal zijn. Tevens wordt met inschrijving gewaarborgd dat het medisch dossier adequaat wordt bijgehouden. De verwachting is dat het gros van de verzekerden kiest voor inschrijving op naam, zoals ook in de huidige situatie het geval is.
Wordt de positie van de huisarts met de invoering van het nieuwe systeem wel versterkt?
De positie van de huisarts wordt versterkt. De modules modernisering & innovatie en populatiegebonden vergoedingen maken het mogelijk voor huisartsen om afspraken te maken met zorgverzekeraars. Dit betekent dat zij voor zorginnovatie en regionaal maatwerk beloond kunnen worden. De module modernisering & innovatie maakt het ook mogelijk om zorg, die normaal gesproken in de 2e lijn wordt uitgevoerd, in de 1e lijn te leveren en daarvoor extra financiering beschikbaar te stellen. Daarnaast is het vanaf volgend jaar, meer dan in de huidige situatie, mogelijk om goede zorg voor complexe patiënten voor vergoeding in aanmerking te laten komen. Waarbij extra vergoeding voor praktijken in bijvoorbeeld achterstandswijken waar aantoonbaar extra middelen noodzakelijk zijn wordt vergroot. Meer dan in de huidige situatie is hierbij maatwerk mogelijk.
Ook de afspraak om praktijkondersteuning breed in te voeren, maakt het mogelijk om binnen de huisartsenpraktijk betere zorg voor patiënten te leveren.
Waar kunnen huisartsen terecht die een geschil hebben met de verzekeraar over de invulling module variabele vergoedingen?
Er zijn twee situaties te onderscheiden bij een geschil tussen zorgverzekeraar en huisarts: 1. De Zorgautoriteit toetst vooraf bij contractonderhandelingen of er voldoende concurrentie tot stand komt. Indien dit niet het geval is, kan de Zorgautoriteit generieke regels stellen zoals een verbod op eenzijdig opgelegde of onredelijke contractvoorwaarden, of een verbod op onredelijke termijnen voor het tekenen van contracten. 2. Indien er achteraf sprake is van een machtspositie (van een zorgverzekeraar of aanbieder), en deze machtspositie wordt gebruikt, dan kan de NMa optreden. Kunnen zorgverzekeraars het geld voor de module variabele vergoedingen ook anders besteden dan aan huisartsen?
Nee. Landelijk is afgesproken dat alle gelden die nu aan huisartsen worden uitgegeven, plus de extra € 20 mln. voor POH én de circa € 50 mln. voor RIZ ook vanaf 2006 zullen worden besteed aan huisartsen. De uitgaven van verzekeraars worden gemonitord. Afgesproken is dat wanneer verzekeraars de gelden niet aan huisartsen besteden het ontbrekende bedrag wordt toegevoegd aan het inschrijftarief.
Krijgen alle huisartsen praktijkondersteuning?
Ja, elke huisarts die voldoet aan de voorwaarden (zie beschrijving van modules) komt in aanmerking voor vergoeding. Hierover sluit de huisarts een overeenkomst met de verzekeraar. Wat gebeurt er met de bestaande toeslag voor achterstandswijken?
Deze toeslag blijft gehandhaafd in de nieuwe systematiek en wordt opgenomen in de module populatiegebonden vergoedingen. Tevens kan gebruik worden gemaakt van de module modernisering & innovatie voor extra financiering. Daarvoor moeten wel afspraken gemaakt worden tussen de huisarts en de zorgverzekeraar.
Moeten huisartsen straks met heel veel verzekeraars onderhandelen?
Partijen stellen zich ten doel tot gelijkwaardige posities bij contractbesprekingen te komen en om de contractering met zorgverzekeraars zo eenvoudig mogelijk te organiseren, zodat de administratieve lasten zo beperkt mogelijk blijven.
Uitgangspunt is dat onderhandeld kan worden met de dominante zorgverzekeraar in een regio. Het contract dat op basis daarvan tot stand komt, wordt door de huisarts vervolgens aangeboden aan de andere zorgverzekeraars. ZN stimuleert dat zorgverzekeraars op basis hiervan tot het sluiten van contracten komen. Partijen zullen met de NMa, de Zorgautoriteit en het ministerie van Economische Zaken overleg voeren om de mogelijkheid te bevorderen dat collectiviteiten van huisartsen kunnen onderhandelen met de dominante zorgverzekeraar. Tevens wordt besproken of de bagatelbepaling voor individuele beroepsbeoefenaren in de zorg kan worden verruimd.
Het resultaat van de besprekingen met deze organisaties dient uiterlijk op 1 oktober 2005 bekend te zijn. Indien dit niet het geval is, of niet tot een gewenst resultaat leidt, vindt er op dit punt nader overleg plaats tussen partijen. Partijen onderzoeken samen welke mogelijkheden er zijn om het offertetraject met behulp van ICT op efficiënte manier vorm te geven. Hebben de huisartsen garanties dat ze het beloofde geld ook krijgen?
Na twee jaar wordt het bekostigingssysteem integraal geëvalueerd en eventueel aangepast. ZN, LHV en VWS hebben de afspraak gemaakt dat alle partijen gedurende deze twee jaar monitoren of de beschikbare middelen gecontracteerd worden. Als blijkt dat de realiteit afwijkt van de in het akkoord gedane aannames, zal het systeem navenant aangepast worden. Komt er een compensatieregeling voor huisartsen die er in het nieuwe systeem aantoonbaar op achteruit gaan?
Hoewel de praktijk dit moet uitwijzen, geven simulaties aan dat de omzeteffecten naar verwachting beperkt blijven. Partijen achten het dan ook niet noodzakelijk om een compensatiefonds voor mogelijk gederfde inkomsten in te stellen. Door middel van een monitor worden de gevolgen van het nieuwe bekostigingssysteem gevolgd. Afhankelijk van de uitkomsten van deze monitor kunnen de uitgangspunten nog eens tegen het licht worden gehouden en desgewenst worden herijkt. Naar wie moet de huisarts straks de rekening versturen?
Dit hangt af van de polis van de verzekerde. Bij een naturapolis stuurt de huisarts de rekening door naar de zorgverzekeraar. Bij een restitutiepolis stuurt de huisarts de rekening door naar de verzekerde, tenzij de zorgverzekeraar en huisarts hier andere afspraken over hebben gemaakt.
Ook hangt het er van af of de huisarts een overeenkomst heeft met een zorgverzekeraar of niet. Indien hij geen overeenkomst heeft met de zorgverzekeraar stuurt de huisarts de rekening naar de verzekerde. Wordt de huisarts financieel gecompenseerd voor de extra administratieve handelingen?
Partijen wensen administratieve lasten, die gemoeid gaan met de introductie van het nieuwe bekostigingssysteem (contracten, ICT) zo goed mogelijk te beheersen. Daartoe zijn afspraken gemaakt over de wijze waarop de contractonderhandelingen zullen worden gevoerd. VWS voegt op jaarbasis € 10 mln. toe aan het huisartsenkader om huisartsen te faciliteren ten behoeve van de werkzaamheden die voortvloeien uit de invoering van de nieuwe zorgverzekeringswet en de nieuwe bekostigingssystematiek. Daarnaast kan digitalisering van het declaratieverkeer een bijdrage leveren aan het verminderen van de administratieve lasten. Zorgverzekeraars zullen huisartsen stimuleren tot het digitaal aanleveren van declaraties volgens een uniforme standaard. Zij ontvangen een nog nader vast te stellen bedrag per declaratieregel. Huisartsen die niet gedigitaliseerd aanleveren, ontvangen die vergoeding niet. Zorgverzekeraars stellen hiervoor buiten het huisartsenkader jaarlijks maximaal € 15 mln. beschikbaar. Wat gebeurt er met de inschrijfgelden als verzekerden zich niet inschrijven bij een huisarts?
Op dit moment staat een meerderheid van de verzekerden in Nederland ingeschreven bij een huisarts (100% ziekenfonds, ca. 95 % particulier). De verwachting is niet dat dit zal wijzigen. Verzekerden die zich niet ingeschreven hebben, zullen bij het eerste bezoek aan de huisarts het inschrijftarief plus consult moeten betalen. Verwacht wordt dat op deze wijze slechts voor een zeer beperkt aantal verzekerden het inschrijftarief niet zal worden vergoed. Mag een huisarts een hoger inschrijftarief dan wel consulttarief in rekening brengen als een patiënt zich pas inschrijft bij het eerste contact met de praktijk?
Er gelden geen andere tarieven bij een eerste contact. De huisarts mag op 1 januari van het jaar voor alle patiënten die bij hem staan ingeschreven het inschrijftarief in rekening brengen. Hij hoeft hiervoor niet te wachten op het eerste bezoek van de patiënt. Als een patiënt gedurende het jaar voor de eerste keer langs komt bij een huisarts, ook al is dit pas half november, mag de huisarts het inschrijftarief en het consulttarief in rekening brengen. Welke tarieven mag een huisarts voortaan in rekening brengen indien er een RIZ-activiteit plaatsvindt?
Dit is afhankelijk van de overeenkomst met de zorgverzekeraar. Wat gebeurt er met het achterstandsfonds?
De financiering van het achterstandsfonds is buiten de huidige afspraken gehouden. In het kader van de Zorgverzekeringswet is het echter wel van belang dat partijen hier op korte termijn nog nadere afspraken over maken. Welke rol gaan praktijkplannen spelen in het nieuwe systeem?
Per 1 januari 2006 zullen de afspraken tussen verzekeraars en huisarts in lokaal overleg gemaakt worden. Er is nog geen overeenstemming bereikt over een uniform landelijk praktijkplan. Partijen hebben echter wel afgesproken in 2005 en 2006 hiermee op beperkte schaal te gaan experimenteren. Daarna wordt bekeken of integrale invoering per 1 januari 2007 aan de orde is. Klopt het dat de huidige praktijkkostenvergoeding is teruggebracht naar 80%?
Nee, in de nieuwe bekostigingssystematiek vindt een herverdeling plaats van de bestaande kostenvergoeding. De nieuwe systematiek kent een andere wijze van financieren van de huisarts. De huisarts genereert zijn omzet uit 3 verschillende bronnen, nl. het inschrijftarief, het consulttarief en de modules.
De vaststelling van de modules geschiedt op basis van afspraken met de zorgverzekeraar, waarbij kosten en inkomen van de huisarts in ogenschouw worden genomen. De optelling van de 3 bronnen leidt tot het genereren van het inkomen en een passende kostenvergoeding, in overeenkomst met het aanbod van de huisarts.
Klopt het dat ik als huisarts verplicht ben om de diagnose van mijn patiënten te vermelden op de factuur aan de verzekeraar?
Nee, dit klopt niet. Dit zou in strijd zijn met uw beroepsgeheim.
Echter, ook in de huidige situatie moeten huisartsen speciale verrichtingen, waarvoor aparte tarieven bestaan, vermelden op de declaratie. Dit verandert niet met de komst van de Zorgverzekeringswet of de invoering van de nieuwe bekostigingssystematiek. Voor het reguliere consult hoeft geen diagnose of verrichting te worden vermeld op de factuur. De prijs hiervan hangt immers niet af van de gestelde diagnose.
Bron: VWS

Recente artikelen