Nieuwe onderzoeken: robuuste hiv-therapie geeft veel minder vetverlies dan gedacht

Array

Twee wetenschappelijke onderzoeken die onlangs op het 14e CROI-congres in Los Angeles werden gepresenteerd, tonen aan dat protease­remmer Kaletra® bij hiv-patiënten aanzienlijk minder vetverlies (lipoatrofie) veroorzaakt dan verwacht.

Professor Sven Danner, hoofd van de afdeling Inwendige Geneeskunde van het VU Medisch Centrum in Amsterdam is verrast door de bevindingen van de onderzoekers. “Het is een opvallend en onverwacht resultaat. Het adagium dat proteaseremmers – de categorie hiv-remmers waartoe Kaletra behoort – weliswaar krachtig zijn, maar dat je er lipoatrofie van krijgt, is hiermee echt onderuitgehaald. Een belangrijk probleem bij lipoatrofie is, dat het onomkeerbaar is: als je stopt met het gebruik van die middelen dan blijft het probleem gewoon bestaan. Bovendien zit het vaak in het gezicht, en dat kan de patiënt op geen enkele manier verbergen.”

De resultaten uit het onafhankelijke en gerandomiseerde 96 weken durende onderzoek dat door de AIDS Clinical Trial Group (ACTG) werd uitgevoerd, lieten een sterk verminderde lipoatrofie zien bij patiënten die Kaletra gebruikten. Na bijna twee jaar vertoonde 17% van de patiënten die Kaletra plus twee NRTI’s gebruikten lipoatrofie (waarvan volgens de onderzoekers sprake is vanaf 20% lichaams­vetverlies), in vergelijking tot 32% bij een behandeling met efavirenz plus twee NRTI’s. Dat betekent een verschil van 47%. De selectie van verschillende NRTI’s had geen invloed op deze resultaten.

Vetverlies
In een ander onderzoek kregen 155 niet eerder behandelde hiv-patiënten eerst een op Kaletra gebaseerde combinatietherapie toegediend en daarna een op efavirenz gebaseerde. De patiënten die een op Kaletra gebaseerde therapie kregen en vooruitgang vertoonden, stapten na minimaal 24 weken over op Kaletra als monotherapie. Patiënten die een op efavirenz gebaseerde therapie kregen, stapten tijdens het onderzoek niet over.

De resultaten uit dit onderzoek toonden aan dat de op Kaletra gebaseerde therapie een significant verschil in lichaamsvetverlies bij patiënten opleverde, in vergelijking met op efavirenz gebaseerde therapie. Vijf procent van de patiënten uit de Kaletra-arm ontwikkelde lichaamsvetverlies, in vergelijking met 34% in de efavirenz-arm. De veranderingen in vetophoping waren in beide onderzoeksarmen gelijk. “De ACTG-studie is vakkundig uitgevoerd en volkomen onafhankelijk. Daar kunnen geen belanghebbenden zich met de data bemoeien, dus daar kun je op vertrouwen. En die andere studie bevestigt het beeld”, aldus prof. Danner.

Recente artikelen