Nanomagneten ind e strijd tegen kanker
In BBC news vandaag een interessant artikel over nanomagneten die de strijd kunnen aangaan tegen kanker
Een groep onderzoekers in Edinburgh heeft de techniek verbeterd. De magneetjes worden nu door bacterien gemaakt. Bacterien kunnen de magneetjes beter maken dan de onderzoekers zelf. Ze worden dan veel egaler van vorm en maat. Deze zogenaamde Magnetosomes maken de uiterst kleine magnetische deeltjes in bacterien en zouden kunnen worden gebruikt om tumors te vernietigen, aldus de onderzoekers. Het team van onderzoekers uit Edinburgh heeft de methode, die gebruikmaakt van nanomagnets, verder ontwikkeld.
De wetenschappers kweekten de bacterien in een mengsel dat meer kobalt dan ijzer bevatte. De toevoeging van kobalt in nanomagnets maakte de magneten maarliefst 36-45% sterker. Een opwindend onderzoek dus. De nanomagneten worden zo naar de plaats van een tumor kunnen geleid. Zodra ze daar zijn gearriveerd, door gebruik te maken van een tegenovergesteld magnetisch veld warmen de nanomagneten op en vernietigen aldaar de kankercellen. Zij kunnen ook worden gebruikt om geneesmiddelen rechtstreeks naar het kankerweefsel te vervoeren en daar hun werk te doen. rechtstreeks te dragen. Leider van de studie, Dr. Sarah Staniland, van de Universiteit van Edinburgh, zei: “For nanoparticles to be used in medicine you need them to be a very uniform size and shape and bacteria are very good for that. “This increases the scope for their use in cancer. “You would move them with a normal magnetic field and then heat them with the opposing field.” . ”
De mogelijkheden voor hun gebruik bij kanker zijn legio. Liz Baker, Cancer Research UK’s science information officer, zei over deze ontwikkeling: “Targeting treatments specifically to cancer cells is an exciting area of research, but in this case work is still at a very early stage. “It will be interesting to see if further research into nanomagnets will provide us with a new and effective anti-cancer therapy.”
Het onderzoek wordt uitgevoerd in samenwerking met Daresbury Laboratory in Groot Brittannie en het Laue-Lengevin instituut in Grenoble.