Cognitieve gedragstherapie verandert hersenen

Array

Cognitieve gedragstherapie zorgt voor een toename van de zogenaamde grijze stof in de hersenen. Deze stof is de belangrijkste component van het centraal zenuwstelsel en zorgt voor verwerking van informatie.

Dat hebben Nijmeegse onderzoekers bewezen die 22 patiënten tijdens hun eerste gedragstherapie met het chronisch vermoeidsheidssyndroom (CVS) volgden.

Afname
Eerder toonden onderzoekers al een afname van grijze stof aan bij CVS-patiënten. Ook was al bewezen dat cognitieve therapie deze mensen goed kan helpen. Deze therapie is een doelgerichte methode om CVS-patiënten te leren meer controle over hun klachten te krijgen, actiever te worden en geleidelijk aan ook weer te gaan werken.

Hersenscans
De onderzoekers maakten van de 22 proefpersonen hersenscans voor, tijdens en na de therapie. Het bleek dat de patiënten die het meest vooruit waren gegaan ook de grootste toename van grijze stof hadden, al hadden ze er altijd nog minder van dan gezonde vrijwilligers.

Gevolg
Belangrijk aan de Nijmeegse ontdekking is volgens de onderzoekers dat bewezen is dat de afname van grijze stof bij CVS-patiënten en daardoor toenemende apathie in elk geval gedeeltelijk omkeerbaar is. Ook staat nu vast dat de afname van grijze stof een gevolg is van het syndroom en niet de oorzaak. Uit dieronderzoek was eerder al gebleken dat de hoeveelheid grijze stof toeneemt naarmate apen of ratten in een uitdagender omgeving verblijven.

Recente artikelen