De zorgelijke bureaucratisering van zorg

Array

Hoe bureaucratisch is de Nederlandse wijkverpleging?

Toen gezondheidswetenschapper prof. dr Hans Philipsen zijn vijftigste promovendus had begeleid, kreeg hij tien jaar geleden een ‘vrije promotieplaats’ aangeboden. Hannerieke van der Boom werd hierop aangenomen en kreeg als eerste opdracht een onderwerp te kiezen dat draaide rond professionalisering van beroepen in de gezondheidszorg, ‘liefst internationaal vergelijkend’. Tien jaar later ligt er een flink boekwerk: Home Nursing in Europe, waarin de tot dan toe gefragmenteerde literatuur over wijkverpleging in diverse landen gebundeld en geanalyseerd is.

Het beschrijft de wijkverpleging in Nederland (hier Thuiszorg genoemd), Duitsland, Frankrijk en Denemarken in al haar facetten. Het doel: het verkrijgen van inzicht in internationale verschillen in de wijkverpleging in Europa en de achtergrond van die verschillen. Hannerieke van der Boom: “De ontwikkeling in Nederland van de afgelopen twintig jaar lijkt heel vanzelfsprekend, maar aan de hand van zo’n vergelijkend onderzoek, kun je vraagtekens zetten bij die vanzelfsprekendheid. Dan zie je dat de bureaucratie in vergelijking met andere landen in Nederland ver is doorgeschoten, met alle gevolgen van dien.”Eén zin
De reden dat ze juist deze vier landen onder de loep nam, is dat ze geografisch bij elkaar liggen en dus een aantal kenmerken delen, maar tegelijkertijd belangrijke maatschappelijke, politieke en culturele verschillen kennen, die invloed hebben op wijkverpleging. Het in één zin karakteriseren van die verschillende soorten wijkverpleging valt niet mee na tien jaar onderzoek, maar Van der Boom waagt toch een poging. “In Denemarken staat de wijkverpleging op een hoog peil; ze is goed beschikbaar voor mensen, relatief goedkoop en er is veel waardering voor de professionaliteit van wijkverpleegkundigen en de rol van familieleden is beperkt tot ondersteuning van professionals. Goed geregeld dus. In Frankrijk is het niet overal beschikbaar, de beroepsgroep is gefragmenteerd, het werk sterk medisch-technologisch van aard en het maatschappelijk minder geaccepteerd hulp in huis te halen. Men doet, net als in Duitsland, liever een beroep op de familie. In Duitsland is dat wel iets minder sterk, daar zie je dat ouderen vooral als een last worden ervaren, ook door de grote omvang van die populatie. De zorg is meer op instituties gericht dan op thuiswonenden.”
Van Nederland had de promovenda bij het begin van de studie het idee dat de wijkverpleging op een hoog peil stond. “Het is ook overal beschikbaar, wijkverpleegkundigen hadden nog een aardige autoriteit naast artsen, hun niveau was goed. Maar de laatste tien à twintig jaar is dat langzaamaan afgebrokkeld. De zorg is gebureaucratiseerd. Wijkverpleegkundigen rennen van de ene naar de andere patiënt, moeten iedere minuut registeren, waardoor het zetten van de handtekening door de patiënt soms langer duurt dan het verlenen van de zorg. Je zou kunnen concluderen dat de zorg nog wel beschikbaar is, maar dat het ver is doorgeschoten in de bureaucratisering. En dat heeft een aantal negatieve gevolgen.”

Telefonische indicatie
Van der Boom noemt bijvoorbeeld de indicatiestelling, die vroeger door de verpleegkundige thuis werd gedaan, maar nu door het CIZ. De wijkverpleging valt nog steeds onder de AWBZ, maar de gezinszorg is nu overgegaan naar de WMO, waarbij de (her)indicatie door gemeenten soms zelfs via de telefoon wordt gedaan, zonder thuis bij de cliënt de situatie te beoordelen. “Een zorgelijke ontwikkeling.” Ouderen betalen tegenwoordig geen tien tot vijftien gulden per jaar zelf bij in de vorm van lidmaatschap van een lokale Kruisorganisatie, maar tien tot vijftien euro per uur. “Dat verhoogt de drempel om een beroep te doen op zorg, waardoor het beroep op mantelzorgers groeit. Er zijn in Nederland cursussen om mantelzorgers te professionaliseren, omdat de echte professionals steeds minder taken mogen of kunnen uitvoeren. Dat zou in Denemarken ondenkbaar zijn.” Al deze ontwikkelingen maken het beroep van wijkverpleegkundige ook minder aantrekkelijk. “Er is hier sprake van deprofessionalisering van de zorg. Het meest zorgelijk is in mijn ogen dat de thuiszorg als ‘product’ gezien wordt, dat je vergelijkbaar met een pak suiker kunt kopen of niet. Ook het argument dat thuiszorg goedkoper is dan het ziekenhuis of verpleeghuis wordt nauwelijks meer genoemd. De drijfveer van de overheid is vooral kostenbesparing geworden. De marktgerichtheid heeft echter nadelen en onrust tot gevolg.”

Betaalbaar
Ze vraagt zich wel af of Nederlanders een model zoals in Denemarken, waar de welvaartsstaat publiek georganiseerde gezondheidszorg en maatschappelijke zorg garandeert met behulp van relatief hogere belastingen, nog betaalbaar zouden vinden. “Er is ook niet één universeel, ideaal model denkbaar dat in elk land toepasbaar is. Daarvoor is wijkverpleging te zeer afhankelijk van de normen en waarden in een land over hoe ouderen zouden moeten leven, maar ook van het politieke klimaat en andere maatschappelijke factoren. Maar als ik iets kon adviseren op het gebied van beleid rond wijkverpleging in Nederland, zou ik in ieder geval de indicatie weer door de wijkverpleegkundigen of thuiszorginstellingen laten doen. De diagnose van de hulpvraag en signalisering van eventuele verslechtering van de situatie van de cliënt zijn namelijk belangrijke aspecten van het beroep wijkverpleging. Dat maakt het werk leuker, de zorg beter toegesneden op de vraag en de lijnen korter, dus minder bureaucratie.”
Bureaucratie die volgens de promovenda ook voortkomt uit onze cultuur. “Protocollering is goed, want het maakt inzichtelijk wat wordt gedaan. Een verpleegkundige kan nu eenmaal niet drie uur bij iemand blijven hangen. Maar nu is het doorgeslagen. En de vele aanpassingen de laatste jaren van het zorgsysteem in Nederland hebben voor veel onrust gezorgd. Minder productiegericht, meer lange termijn- en cliëntgericht-denken zou de zorg goed doen.”

Hannerieke van der Boom promoveert op 25 juni 2008 aan de Universiteit Maastricht op haar proefschrift Home Nursing in Europe, bij prof. dr. Hans Philipsen en dr. Fred Stevens. Het onderzoek is verricht binnen de vakgroep Medische Sociologie. Hannerieke werkt nu als docent bij de capgroepen Metamedica en International Health van de Faculty of Health, Medicine and Life Sciences.

Redactie Medicalfacts/ Janine Budding

Ik heb mij gespecialiseerd in interactief nieuws voor zorgverleners, zodat zorgverleners elke dag weer op de hoogte zijn van het nieuws wat voor hen relevant kan zijn. Zowel lekennieuws als nieuws specifiek voor zorgverleners en voorschrijvers. Social Media, Womens Health, Patient advocacy, patient empowerment, personalized medicine & Zorg 2.0 en het sociaal domein zijn voor mij speerpunten om extra aandacht aan te besteden.

Ik studeerde fysiotherapie en Health Care bedrijfskunde. Daarnaast ben ik geregistreerd Onafhankelijk cliëntondersteuner en mantelzorgmakelaar. Ik heb veel ervaring in diverse functies in de zorg, het sociaal domein en medische-, farmaceutische industrie, nationaal en internationaal. En heb brede medische kennis van de meeste specialismen in de zorg. En van de zorgwetten waaruit de zorg wordt geregeld en gefinancierd. Ik ga jaarlijks naar de meeste toonaangevende medisch congressen in Europa en Amerika om mijn kennis up-to-date te houden en bij te blijven op de laatste ontwikkelingen en innovaties. Momenteel ben doe ik een Master toegepaste psychologie.

De berichten van mij op deze weblog vormen geen afspiegeling van strategie, beleid of richting van een werkgever noch zijn het werkzaamheden van of voor een opdrachtgever of werkgever.

Recente artikelen