Longkankerzorg sterk verbeterd

Het ziekenhuis sloot onlangs het doorbraakproject Niet-kleincellig bronchuscarcinoom af. Dit is de meest voorkomende vorm van longkanker. Longarts Henk Smit is tevreden.

De meeste patienten met verdenking op niet-kleincellig longkanker weten voortaan binnen drie weken hun diagnose en behandelplan. Maar dat is niet het enige resultaat van het doorbraakproject. De psychosociale zorg is verbeterd en alle patienten worden nu multidisciplinair besproken. Dat wil zeggen dat we vanuit meerdere specialismen naar de patient kijken.

Diagnose
Het verkorten van de duur om de diagnose te stellen was het moeilijkst. Hierbij zijn veel mensen betrokken. Het kost daarom veel tijd en energie om snelle afspraken te maken, bijvoorbeeld voor de CT-scan, de broncho-scopie en PET-scan. Toch wilden we minstens tachtig procent van de patienten binnen drie weken een diagnose kunnen geven.

Slechts weinig deelnemende ziekenhuizen haalden die doelstelling. Wij ook niet. We zitten nu op 65 procent. Soms is er namelijk een onderzoek waaruit geen bruikbaar resultaat komt, zodat we een vervolg onderzoek moeten uitvoeren. Verder gebruiken we nieuwe onderzoekstechnieken om zo nauwkeurig mogelijk vast te stellen hoe ver de tumor is gevorderd. Dat kost allemaal tijd, maar voor het project tellen de dagen door.


Psychosociale zorg
De longconsulente en -verpleegkundige begeleiden de patienten tijdens en na de diagnose. Ze kunnen voor allerlei vragen bij hen terecht. De consulente en verpleegkundige gebruiken soms een ‘welbevindingsmeter’, maar vaak komen sombere gevoelens al tijdens een gesprek aan het licht. Soms leidt dat er toe dat we patienten doorverwijzen naar het Ingeborg Douwes Centrum.


De onderzoeken gebeurden keurig na elkaar
In november 2007 kwam ik bij de spoedeisende hulp omdat ik geen adem meer had, vertelt mevrouw Vastenhout. Ik moest meteen blijven, want er zat veel vocht bij mijn longen. Uiteindelijk lag ik een maand op de longafdeling. De onderzoeken gebeurden keurig na elkaar. Uiteindelijk constateerden ze een kwaadaardig gezwel in mijn longen. Na een maand mocht ik weer naar huis, maar ik moest steeds terug voor de chemokuren.

In die tijd sprak ik geregeld met longconsulente Cocky van Rijn. Zij was een grote steun voor mij. Dat heb je ook wel nodig als je hoort dat je ongeneeslijk ziek bent. Ze vertelde me geen sprookjes, maar net als mijn behandelend arts, dr. M. van Hengstum, zei ze waar het op stond. Reeel, maar ook meelevend. Cocky was soms wel streng. Ik at op een gegeven moment bijna niets omdat ik of diarree kreeg of moest overgeven. Ze stimuleerde me om toch te eten, al was het maar een theelepeltje. Ze had vanaf het begin een goede invloed op me.

Bron: SLAZ

Recente artikelen