Gezondheidsfondsen: stevige aanpak gezondheidsverschillen
Krachtig en concreet beleid nu noodzakelijk!
De overheid moet een centrale rol spelen in het voorkomen en eventueel vroegtijdig opsporen van gezondheidsrisico’s van mensen die sociaal-economisch niet sterk staan. Dit betekent een beleid met concrete doelstellingen, een integrale beleidsaanpak waarbij alle departementen betrokken zijn, meer geld en dus een sterker sturende en stimulerende overheid. Dit moet snel gebeuren vinden de Samenwerkende Gezondheidsfondsen (SGF), want het is niet acceptabel dat in Nederland laagopgeleiden gemiddeld 6 Ã 7 jaar korter leven dan mensen met een
hoge opleiding. Op 27 mei overlegt de Tweede Kamer met minister Klink over dit onderwerp.
De Gezondheidsfondsen zijn blij dat het kabinet de gezondheidsverschillen daadwerkelijk wil aanpakken. Maar hiervoor is wel meer nodig dan alleen een visie. De Gezondheidsfondsen roepen het kabinet en de Kamer op zich sterk te maken voor concrete maatregelen die inhoud geven aan deze visie. Hierbij denken zij onder meer aan de structurele financiering van vroege opsporing onder risicovolle groepen. Voor een krachtige aanpak is het van belang dat minder nadruk op eigen verantwoordelijkheid wordt gelegd en de overheid een meer sturende rol gaat vervullen. Een dergelijke aanpak draagt niet alleen bij aan een gezondheidswinst voor de zwakste groepen in de samenleving, maar leidt op termijn tevens tot een vermindering van de zorglast.
Nu is het moment!
De urgentie is hoog, dat geven de cijfers wel aan. Laag opgeleiden leven gemiddeld 6 Ã 7 jaar korter dan mensen
met een hoge opleiding. Het verschil in levensjaren waarin mensen de gezondheid als goed ervaren is gemiddeld
16 tot 19 jaar[1]. Mensen uit lage welstandsgroepen, vaak ook de nieuwe Nederlanders, hebben een minder
gezonde leefstijl. Laagopgeleiden roken meer (34% vs. 21% bij hoogopgeleiden). Zij eten ongezonder (57% vs.
45%) waardoor het percentage met ernstig (17% vs. 6%) of matig overgewicht[2] (36% vs. 23%) hoger is.
De minister wil bevorderen dat alle mensen rationele leefstijlkeuzes maken, uitgaande van de eigen verantwoordelijkheid
van burgers voor hun gezondheid. Uit onderzoek[3] van de Erasmus Universiteit Rotterdam blijkt echter dat bij leefstijl
het vaak om niet-rationele argumenten gaat. Bij lage welstandsgroepen spelen bijvoorbeeld opvoeding, sociale druk,
hoge kosten en onveiligheid een grote rol. Hier ligt een taak voor de overheid, aldus de SGF.
Daden bij woorden
De cijfers bevestigen dat het tijd is om daden bij de visie van het kabinet te plaatsen. Er zijn al enkele initiatieven en
voorstellen die op een akkoord van de minister wachten. Een kwestie van voortvarend oppakken dus. Zo laat de
minister een voor de hand liggend instrument in de voorlichting liggen: verplichte informatie over voedingswaarden op
verpakkingen, zoals de Europese Commissie voorstelt. Gebruik hierbij van het zogenaamde ‘verkeerslichtsysteem’
maakt een gezonde keuze gemakkelijker, met name voor lage welstandsgroepen. Voor de gezondheid van kinderen
willen de Gezondheidsfondsen een beperking van reclame voor ongezonde voeding en snoep op tijden dat zij televisie
kijken (net als bij alcoholreclame), en niet langer wachten op ‘zelfregulering’ door de voedingsindustrie. Verder zou
vroege opsporing onder groepen met een verhoogd risico op ziekten structureel gefinancierd moeten worden. Op actieve
vroege opsporing van risicofactoren moet leefstijlondersteuning volgen. Opname van de ondersteuning bij stoppen met
roken en van de beweegkuur in het basispakket zijn de eerste stappen.
Rol Gezondheidsfondsen
Vanuit een gezamenlijk belang voor gezondheidswinst en met hun specifieke expertise zetten de Gezondheidsfondsen
zich actief in voor een betere en effectievere voorlichting aan risicogroepen. Via projecten wordt de ontwikkeling en
financiering van leefstijlprogramma’s gestimuleerd. De Gezondheidsfondsen constateren hierbij echter dat een meer
structurele aanpak noodzakelijk is. Samen met het kabinet willen de Gezondheidsfondsen komen tot een krachtiger en
concreter beleid voor de aanpak van gezondheidsverschillen.
Bron: Hartstichting