Meer duidelijkheid over aanpak q-koorts

Array

qkoorts_geiten_1024779bZeker 35.000 dieren worden geruimd
Landbouwminister Gerda Verburg gaf vanmiddag om 16.00 uur uitleg aan geitenhouders over de aanpak van Q-koorts. Bij de bijeenkomst in Wychen waren ook vertegenwoordigers van LTO aanwezig.

Minister Gerda Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft de Regeling tijdelijke maatregelen dierziekten in verband met uitbreiding van de maatregelen ter bestrijding van Q-koorts gewijzigd. De wijziging gaat in op 16 december om 14.30 uur.

In de brief aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt een uitbreiding van de maatregelen ter bestrijding van Q-koorts aangekondigd. Met deze regeling worden deze maatregelen in de Regeling tijdelijke maatregelen dierziekten opgenomen. De belangrijkste wijzigingen zijn: uitbreiding van het moratorium tot heel Nederland; uitbreiding van het fokverbod tot heel Nederland tot 1 juli 2010.

De komende tijd worden op zeker 55 bedrijven zo’n 35.000 dieren gedood om de verspreiding van Q-koorts te voorkomen.

De ministers Klink (Volksgezondheid) en Verburg (Landbouw) hebben bepaald dat op bedrijven waar de ziekte heerst, niet alleen zieke drachtige geiten en schapen worden afgemaakt, maar ook gezonde drachtige dieren en alle bokken en rammen worden gedood.

Niet-drachtige geiten worden gespaard, of ze nu ziek zijn of niet. Zij worden gevaccineerd.

Injectie
Eerst wilden Klink en Verburg onderscheid maken tussen bedrijven waar de dieren zijn ingeent en de bedrijven waar dat niet is gebeurd,. Maar naar aanleiding van nieuwe adviezen zien ze daarvan af. Als alle drachtige dieren worden gedood, geeft dat volgens deskundigen de beste bescherming voor de volksgezondheid.

De dieren worden met een injectie gedood, op het bedrijf zelf.

Het ruimen begint volgende week maandag. Tijdens de kerstdagen en de jaarwisseling ligt de actie stil.

Aan het eind van deze week wordt bekend gemaakt of nog eens zestien bedrijven moeten worden geruimd, die eerder verdacht werden verklaard. Hier zouden in het slechtste geval nog ruim 10.000 dieren moeten worden afgemaakt.

Het ruimen begint volgende week maandag. Tijdens de kerstdagen en de jaarwisseling ligt de actie stil.

Minister Verburg zei op een persconferentie in Wychen dat ze begrijpt hoe ingrijpend de maatregelen zijn voor veehouders en dierenartsen. “Maar we kunnen niet anders”, hield ze vol. Aan het eind van deze week wordt bekend gemaakt of nog eens zestien bedrijven moeten worden geruimd, die eerder als verdacht werden bestempeld. Het zou in het slechtste geval gaan om nog ruim 10.000 dieren.

_________________________________________________________

De Regeling tijdelijke maatregelen dierziekten wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 5.1.3 komt als volgt te luiden:
Artikel 5.1.3
1. De houder van de dieren, bedoeld in artikel 5.1.2, eerste lid, stuurt iedere veertien
dagen, of zoveel vaker als dit door Onze Minister verzocht wordt, een monster van
de tankmelk van de dieren op zijn bedrijf voor onderzoek naar een daartoe
aangewezen laboratorium.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op een houder die tenminste iedere veertien
dagen, of zoveel vaker als dit door Onze Minister verzocht wordt, een monster van
de tankmelk van de dieren op zijn bedrijf voor analyse naar Qlip N.V. stuurt.
3. De houder, bedoeld in het eerste en tweede lid, levert het eerste monster uiterlijk
24 december 2009 aan, bij het daartoe aangewezen laboratorium respectievelijk
Qlip N.V..
B
Artikel 5.1.5 komt als volgt te luiden:
2
Artikel 5.1.5
1. De artikelen 5.1.5a tot en met 5.1.7, 5.1.8, tweede tot en met vierde lid en 5.1.9
tot en met 5.1.11 zijn van toepassing op bedrijven in de periode vanaf het tijdstip
waarop de verdenking van besmetting met Q-koorts op grond van artikel 24 van de
Gezondheids- en welzijnswet voor dieren in samenhang met artikel 2 van het
Besluit verdachte dieren is ontstaan tot het moment waarop de verdenking is
beeindigd op grond van artikel 24 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
in samenhang met artikel 4, onderdeel b, van het Besluit verdachte dieren.
2. De artikelen 5.1.5a tot en met 5.1.7, 5.1.8, eerste lid en 5.1.9 tot en met 5.1.11
zijn van toepassing op bedrijven in de periode vanaf het tijdstip waarop op het
bedrijf een besmetting met Q-koorts op grond van artikel 22, eerste lid, onderdeel
d, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren is geconstateerd tot het
moment waarop het bedrijf op grond van artikel 22, eerste lid, onderdeel d, van de
Gezondheids- en welzijnswet voor dieren vrij van de besmetting met Q-koorts is
verklaard.
3. De artikelen 5.1.5a, 5.1.5b, 5.1.7 en 5.1.9 zijn van toepassing op andere bedrijven,
dan bedoeld in het eerste en tweede lid, waar meer dan 50 schapen of geiten
gehouden worden ten behoeve van de bedrijfsmatige melkproductie.
C
Aan artikel 5.1.5b wordt een vierde lid toegevoegd, luidende:
4. Het eerste tot en met derde lid zijn van toepassing tot 1 juli 2010.
D
Artikel 5.1.6, tweede lid, komt als volgt te luiden:
2. Het eerste lid is niet van toepassing op de afvoer van schapen en geiten:
a. rechtstreeks naar een slachthuis, met uitzondering van drachtige dieren, of
b. indien het lammeren jonger dan vier weken betreft, naar een bedrijf waar
lammeren worden afgemest ten behoeve van de slacht.
E
De artikelen 5.1.8 en 5.1.9 komen als volgt te luiden:
Artikel 5.1.8
3
1. Het is verboden mest te verwijderen uit een stal waar schapen en geiten worden
gehouden gedurende de periode gerekend vanaf het moment waarop het laatste
dier overeenkomstig artikel 22, eerste lid, onderdeel f, van de Gezondheids- en
welzijnswet voor dieren is gedood tot en met 30 dagen na dit tijdstip.
2. Het is verboden mest te verwijderen uit een stal waar schapen en geiten worden
gehouden gedurende de periode gerekend vanaf het begin van de lammerperiode in
de stal tot en met 30 dagen na afloop van de lammerperiode in de desbetreffende
stal.
3. De houder houdt een administratie bij van de afloop van de lammerperiode,
bedoeld in het tweede lid. In de administratie wordt in ieder geval de datum,
waarop het laatste lam in de desbetreffende lammerperiode is geboren, vermeld.
4. De administratie, bedoeld in het derde lid, wordt gedurende twee jaar bewaard.
Artikel 5.1.9
1. In de gevallen waarin het verwijderen van mest is toegestaan, wordt de mest na
het verwijderen uit een stal gedurende 90 dagen afgedekt opgeslagen op de locatie
waar de mest is geproduceerd.
2. De houder houdt een administratie bij van:
a. de datum dat de mest uit de stal wordt verwijderd;
b. de begin- en einddatum van de composteringsperiode op de locatie,
bedoeld in het eerste lid;
c. de datum van het uitrijden van de mest op het eigen bedrijf.
3. In de administratie, bedoeld in het tweede lid, wordt telkens de desbetreffende
hoeveelheid mest uitgedrukt in kubieke meters vermeld.
4. De administratie, bedoeld in het tweede lid, wordt gedurende twee jaar bewaard.
Artikel II
Deze regeling wordt aan de media bekend gemaakt en treedt op 16 december 2009, om 14.30 uur
in werking.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
overeenkomstig het door de Minister
genomen besluit:
DE DIRECTEUR- GENERAAL,
Ir. A.M. Burger
4
Toelichting voor de Staatscourant
Onderhavige wijziging voorziet in een wijziging van de Regeling tijdelijke maatregelen dierziekten
met betrekking tot Q-koorts en vloeit voort uit de aangekondigde maatregelen in de brief van 16
december aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, die mede gebaseerd is op het 15 december
ontvangen aanvullende deskundigenadvies met betrekking tot de aanpak van deze Q-koortsepidemie.
Er worden opnieuw aanvullende maatregelen geïntroduceerd. Het betreft maatregelen
met betrekking tot het houden, de aanvoer en het fokken van melkgeiten en melkschapen en het
verwijderen en composteren van mest. Voor alle maatregelen geldt dat deze worden genomen
omdat gebleken is dat de uitscheiding van Coxiella Burnetii, de bacterie die Q-koorts veroorzaakt,
bij schapen en geiten niet consistent is. Hierdoor is het mogelijk dat bedrijven die nu niet-besmet
lijken te zijn in de loop van de komende maanden toch besmet blijken te zijn. Voorkomen dient te
worden dat deze alsnog besmet gebleken bedrijven een nieuw risico vormen en een beletsel
vormen voor het normaliseren van de situatie. Met de maatregelen wordt tevens uitvoering
gegeven aan de moties van de leden Waalkens C.S. en Ormel (Kamerstukken II, 2009/2010, 28
286, nrs. 335 en 336).
Wijziging reikwijdte
Vanaf 9 december 2009 gelden de maatregelen ten aanzien van drie categorieen bedrijven. Dit
betreft van besmetting verdachte bedrijven, besmette bedrijven en andere bedrijven waar meer
dan 50 melkschapen en melkgeiten ten behoeve van de bedrijfsmatige productie worden
gehouden, voor zover deze bedrijven gelegen zijn in een straal van 5 kilometer van een besmet
bedrijf. Met onderhavige regeling wordt de reikwijdte van de maatregelen uitgebreid. De
maatregelen gelden zowel voor van besmetting verdachte bedrijven en besmette bedrijven, als
voor alle andere bedrijven in Nederland waar meer dan 50 melkschapen en melkgeiten ten
behoeve van de bedrijfsmatige productie worden gehouden. De maatregelen die golden voor
bedrijven, gelegen binnen een bepaalde afstand van een besmet bedrijf worden derhalve thans
uitgebreid tot heel Nederland.
Referentieaantal melkgeiten en melkschapen
Vanaf 9 december 2009 geldt voor alle van besmetting verdachte bedrijven, besmette bedrijven en
bedrijven gelegen binnen een straal van 5 kilometer van een besmet bedrijf dat er geen toename
van het aantal schapen en geiten wordt toegestaan. Dit is geregeld door het introduceren van een
referentieaantal. Op de bedrijven mogen niet meer dieren gehouden worden dan het aantal dieren
dat opgegeven is bij de novembertelling 2009, tenzij de houder aantoont dat van een ander aantal
dieren uitgegaan moet worden:
– vanwege het feit dat het aantal dieren opgegeven bij de novembertelling 2009 niet
overeenkomt met het aantal dat gebruikelijk gehouden wordt gelet op de ten tijde van
de novembertelling aanwezige capaciteit op het bedrijf;
– als gevolg van vestiging of uitbreiding na de opgave in het kader van de
novembertelling 2009, maar vóór 9 december 2009.
5
Door onderhavige wijziging wordt dit referentieaantal van toepassing op alle bedrijven in Nederland
waar meer dan 50 schapen of geiten ten behoeve van de bedrijfsmatige melkproductie worden
gehouden. Dit zijn de bedrijven die meedraaien in de tankmelkmonitoring. De reden voor de
uitbreiding van het referentieaantal naar een grotere categorie niet-besmette bedrijven is erin
gelegen dat gebleken is dat de uitscheiding van Coxiella Burnetii, de bacterie die Q-koorts
veroorzaakt, bij schapen en geiten niet consistent is. Het is mogelijk dat bedrijven die nu nietbesmet
lijken te zijn in de loop van de komende maanden toch besmet blijken te zijn. Om verdere
uitbreiding van Q-koorts tegen te gaan wordt het referentieaantal voor alle bedrijven in Nederland
ingevoerd.
Aanvoer melkgeiten en melkschapen
Vanaf 9 december 2009 geldt daarnaast voor alle van besmetting verdachte bedrijven, besmette
bedrijven en bedrijven gelegen binnen een straal van 5 kilometer van een besmet bedrijf dat er
slechts gevaccineerde dieren aangevoerd mogen worden. Ook deze maatregel wordt thans
uitgebreid tot alle bedrijven waar meer dan 50 schapen of geiten ten behoeve van de
bedrijfsmatige melkproductie worden gehouden. Ook hier is de reden voor de uitbreiding van de
maatregel dat gebleken is dat de uitscheiding van Coxiella Burnetii, de bacterie die Q-koorts
veroorzaakt, bij schapen en geiten niet consistent is. Het is mogelijk dat bedrijven die nu nietbesmet
lijken te zijn in de loop van de komende maanden toch besmet blijken te zijn. Om verdere
verspreiding van Q-koorts tegen te gaan wordt voor alle bedrijven in Nederland bepaald dat zij
alleen gevaccineerde dieren mogen aanvoeren. En dit slechts voor zover het referentieaantal
daarbij niet wordt overschreden.
Fokverbod
Op 9 december 2009 is een fokverbod van kracht geworden voor besmette bedrijven. Thans wordt
dit fokverbod uitgebreid tot van besmetting verdachte bedrijven en niet-besmette bedrijven in
Nederland waar meer dan 50 schapen of geiten ten behoeve van de bedrijfsmatige melkproductie
worden gehouden. Ook hier is de reden voor de uitbreiding van de maatregel dat het mogelijk is
dat bedrijven die nu niet-besmet lijken in de loop van de komende maanden toch besmet blijken te
zijn. Het is niet wenselijk dat op deze bedrijven nog extra dieren drachtig worden. Wanneer de
bedrijven besmet blijken te zijn, zullen de drachtige dieren tenslotte worden geruimd. Om in
dergelijke gevallen zo min mogelijk dieren te moeten doden, wordt met deze regeling een
fokverbod ingesteld voor alle bedrijven in Nederland waar meer dan 50 schapen of geiten ten
behoeve van de bedrijfsmatige melkproductie worden gehouden. Dit fokverbod is van toepassing
tot 1 juli 2010.
Mestmaatregelen
Voor van besmetting verdachte en besmette bedrijven gelden nu al maatregelen met betrekking tot
mest. Ten eerste betreft dit een beperking van de periode waarin mest uit de stal mag worden
verwijderd. Daarnaast is bepaald wat er met de mest moet gebeuren die uit de stal is verwijderd.
Deze maatregelen worden thans uitgebreid waarbij voorts ook bedrijven in de rest van Nederland
6
waar meer dan 50 schapen en geiten ten behoeve van de bedrijfsmatige melkproductie worden
gehouden aan voorschriften worden onderworpen.
In artikel 5.1.8 is opgenomen in welke periode het verboden is mest uit een stal te verwijderen.
Voor van besmetting verdachte bedrijven is dit vanaf de lammerperiode in een stal tot en met 30
dagen na afloop van de lammerperiode in die stal. Deze periode was ook van toepassing op
besmette bedrijven. Op deze besmette bedrijven zullen echter alle drachtige dieren worden
geruimd. Er is derhalve geen lammerperiode op deze bedrijven. Het blijft echter van belang dat er
zorgvuldig wordt omgegaan met de mest op deze bedrijven. Daarom wordt voor de besmette
bedrijven opgenomen dat het verboden is mest uit een stal te verwijderen vanaf het moment dat
het laatste dier is geruimd tot en met 30 dagen na afloop daarvan. Vervolgens dient deze mest
overeenkomstig artikel 5.1.9 te worden gecomposteerd.
Voor alle andere bedrijven in Nederland waar meer dan 50 schapen of geiten ten behoeve van de
bedrijfsmatige melkproductie worden gehouden geldt uitsluitend het composteringsvoorschrift.
Deze bedrijven mogen dus het hele jaar uitmesten.
In artikel 5.1.9 is geregeld wat er met mest moet gebeuren nadat dit uit de stal is verwijderd. Met
deze maatregel wordt beoogd het risico op verspreiding van Q-koorts via mest te beperken. Mest
van schapen en geiten vormt een risico voor de verspreiding omdat deze mest drager kan zijn van
smetstof. De maatregelen van artikel 5.1.9 golden al voor van besmetting verdachte en besmette
bedrijven. Deze bedrijven zijn verplicht de mest na het uitmesten eerst 90 dagen afgedekt op te
slaan op de locatie waar de mest is ontstaan. De veehouders dienen een administratie bij te
houden van de datum dat de mest uit de stal wordt verwijderd, de begin en einddatum van de
compostering op de locatie en de datum van uitrijden van de mest op het eigen bedrijf.
Nieuw is dat artikel 5.1.9 ook gaat gelden voor alle andere bedrijven in Nederland waar meer dan
50 schapen of geiten ten behoeve van de bedrijfsmatige melkproductie worden gehouden. Op deze
bedrijven is thans nog geen besmetting met Q-koorts geconstateerd. Het is echter mogelijk dat
deze bedrijven in de loop van de komende maanden toch besmet blijken te zijn. Om te voorkomen
dat Q-koorts via de mest van deze bedrijven wordt verspreid, wordt artikel 5.1.9 op alle bedrijven
van toepassing.
Overigens wordt er momenteel onderzoek gedaan naar de mogelijkheid de mest industrieel te
composteren. Indien dit onderzoek met een positief resultaat wordt afgerond, zou de mest
mogelijk niet langer 90 dagen op het bedrijf opgeslagen hoeven te worden, maar zou de mest ook
industrieel gecomposteerd kunnen worden.
Overige wijzigingen
Artikel 5.1.3 wordt aangepast. In dit artikel is de frequentie voor het tankmelkonderzoek geregeld.
Op 14 december 2009 is deze frequentie aangepast naar eens per twee weken. Thans wordt
opgenomen dat dit onderzoek vaker plaats kan vinden op verzoek van de Minister.
Artikel 5.1.6 wordt op twee onderdelen gewijzigd. Dit artikel behelst beperkingen in de afvoer van
schapen en geiten vanaf van besmetting verdachte en besmette bedrijven. Deze bedrijven mochten
tot op heden nog schapen en geiten rechtstreeks afvoeren naar een slachthuis. Deze mogelijkheid
7
wordt thans beperkt. De bedrijven mogen alleen nog schapen en geiten rechtstreeks afvoeren naar
een slachthuis voor zover deze dieren niet drachtig zijn.
Daarnaast was tot op heden in dit artikel opgenomen dat van besmetting verdachte en besmette
bedrijven lammeren mochten afvoeren naar bedrijven waar deze dieren worden opgefokt ten
behoeve van de melkproductie. Hierbij was wel vereist dat op dit bedrijf geen schapen of geiten
aanwezig mochten zijn die afkomstig waren van andere bedrijven. Het is echter niet uit te sluiten
dat lammeren, afkomstig van besmette bedrijven de Q-koorts bacterie bij zich dragen. Om het
risico in te perken dat deze besmette lammeren nadat zij zijn opgefokt drachtig worden en de
bacterie in grote mate uit kunnen scheiden, vervalt de bestaande mogelijkheid uit artikel 5.1.6,
tweede lid, om lammeren af te voeren naar dit soort bedrijven.

Bron: LNV

Redactie Medicalfacts/ Janine Budding

Ik heb mij gespecialiseerd in interactief nieuws voor zorgverleners, zodat zorgverleners elke dag weer op de hoogte zijn van het nieuws wat voor hen relevant kan zijn. Zowel lekennieuws als nieuws specifiek voor zorgverleners en voorschrijvers. Social Media, Womens Health, Patient advocacy, patient empowerment, personalized medicine & Zorg 2.0 en het sociaal domein zijn voor mij speerpunten om extra aandacht aan te besteden.

Ik studeerde fysiotherapie en Health Care bedrijfskunde. Daarnaast ben ik geregistreerd Onafhankelijk cliëntondersteuner en mantelzorgmakelaar. Ik heb veel ervaring in diverse functies in de zorg, het sociaal domein en medische-, farmaceutische industrie, nationaal en internationaal. En heb brede medische kennis van de meeste specialismen in de zorg. En van de zorgwetten waaruit de zorg wordt geregeld en gefinancierd. Ik ga jaarlijks naar de meeste toonaangevende medisch congressen in Europa en Amerika om mijn kennis up-to-date te houden en bij te blijven op de laatste ontwikkelingen en innovaties. Momenteel ben doe ik een Master toegepaste psychologie.

De berichten van mij op deze weblog vormen geen afspiegeling van strategie, beleid of richting van een werkgever noch zijn het werkzaamheden van of voor een opdrachtgever of werkgever.

Recente artikelen