Rendement organiseren

Array

Het kabinet wil ruimte voor innovatie, maar het regeerakkoord laat de concrete mogelijkheden beperkt. Zorginstellingen mogen niet excelleren. Het regeerakkoord laat ze opgescheept zitten met de verplichte staatszorgproducten. Voor innovatie blijven de zwaarste toelatings- en vergoedingsregelgeving van kracht, ook al is dat totale overkill en wordt de veiligheid er niet mee gewaarborgd.

Ondanks het teleurstellende regeerakkoord, kan het nieuwe kabinet innovatie makkelijker maken. Het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I)heeft per 2008 het innovatieprogramma Life Sciences & Health opgestart. De minister kan dit initiatief versterken door de toelating en vergoeding van innovaties in de gezondheidszorg te gaan leiden over alle ministeries en instituten heen. Als EL&I hiermee verantwoordelijkheid neemt voor innovatie kunnen sterke Nederlandse bedrijven doorgroeien.

De lappendeken aan innovatiewetgeving, kriskras over vijf ministeries en tientallen instituten, maakt dat risicoinvesteerders liever niet hun geld in innovatie steken. Ze zien door de bomen het bos niet en hebben geen enkele indicatie of hun investering gaat renderen. Het probleem is dat de midden en kleine biotechbedrijven hierdoor steeds moeilijker aan risicokapitaal komen en instorten.

Merkwaardig is dat dit wetgevingsprobleem in het regeerakkoord niet is opgepikt. Terwijl Nederland zich toch geen overdreven, vaak onlogische wetgeving kan veroorloven. Onze overheid handhaaft EU-plus wetgeving, waardoor een innovatie 650-1000 miljoen kost en 15 jaar duurt. EU-min wetgeving, zoals Frankrijk handhaaft, kost 530-900 miljoen en 14 jaar.

De Nederlandse biotechbedrijven concurreren op wereldschaal. Helaas is het investeringsklimaat in Nederland ongunstig voor hen. Risicoinvesteerders willen weten op welk moment ze het beste kunnen investeren en bovenal ook wanneer hun geld er weer uit komt.

Risicoinvesteerders moeten op de overheid kunnen vertrouwen. EL&I kan hiertoe voorafgaand aan de verplichte klinische toelatingstesten de vergoeding laten vaststellen. Indien de innovatie bij patienten werkt gaat die vergoeding gelden. Dat geeft de risicoinvesteerder meer zekerheid  op rendement alvorens te investeren in de dure klinische testen.

Voor het echte vertrouwen is het belangrijk om te weten dat een zorginnovatie eigenlijk 20-40 miljoen kost en in 2-3 jaar gerealiseerd kan worden. Biotechbedrijven kunnen dit budget ook realiseren als EL&I innovaties voorwaardelijk gaat toelaten als nieuwe staatsproducten. Aanvullend moeten de biotechbedrijven hun registratieproces in nichemarkten opstarten. De nichemarkten vallen onder het zogenaamde weesgeneesmiddelenregister van de European Medicines Agency-EMA. Deze EU-wetgeving stelt de bestaande wetgeving grotendeels buiten werking.

EL&I kan ook besluiten dat de testfase onder de reguliere zorg mag vallen. De voordelen zijn dat historische gegevens van de patient gebruikt kunnen gaan worden en dat de kosten van de verplichte klinische testen vergoed worden. Biotechbedrijven hebben dan minder risicokapitaal nodig. Internationale wetgeving eist dat zij de kosten van het te testen innovatieproduct zelf blijven betalen.

Wim Huppes, Internist, Columnist en Filosoof

Huppes Kemp

Wim Huppes kreeg in april 2008 te horen dat hij prostaatkanker had in een vergevorderd stadium. Zijn prostaat werd operatief verwijderd, en wat hem betrof stopte de reguliere behandeling daar. Met zijn kennis van de geneeskunde, hij werkte tot 1989 als internist in een ziekenhuis, ging Huppes experimenteren met medicijnen.

Na twee experimenten met andere middelen probeerde hij dichloorazijn.

Huppes kwam niet zelf op het idee om het middel te proberen. ‘Twee neven raadden het me aan, onafhankelijk van elkaar. De een leidt een medisch laboratorium, de ander is een alternatieve arts.’ Huppes kocht het middel bij een chemische groothandel. Huppes mocht daar grondstoffen kopen omdat hij eerder als onderzoeker in een biotechnologisch laboratorium werkte.
Belangrijker is dat hij nog leeft. Waar met reguliere bestraling en chemotherapie de dood volgens hem misschien enkele maanden zou zijn tegengehouden, is hij inmiddels ruim een jaar na de diagnose kanker nog steeds in leven en weer aan het werk.

Zijn ziekte bleek, ironisch genoeg, een voorbeeld te zijn van wat er mis is in de reguliere zorg – waarover hij voor hij kanker bleek te hebben een boek aan het schrijven was. We zijn de klos verscheen in april. In het boek stelt Huppes dat in het huidige zorgstelsel de ontwikkeling van nieuwe behandelingen niet goed mogelijk is omdat het stelsel te bureaucratisch is en verstrikt in een ‘doolhof van regels’.

Volgens Huppes, kennismedewerker bij het College voor Zorgverzekeringen, is het gevolg dat de zorg geen innovatieve sector is en dat dus iedereen een standaardbehandeling krijgt. Die is voor zo’n 85 procent van de zieken niet optimaal. Sterker nog: ‘Artsen werken volgens richtlijnen en schrijven patiënten behandelingen voor die zij vaak niet op zichzelf zouden toepassen.’ Bij mannen met uitgezaaide prostaatkanker wordt het bekken bestraald, ook als hun levensverwachting nihil is. ‘De patiënten hebben daardoor 13 procent minder kans op pijn in het bekken maar moeten er wel vaak voor naar het ziekenhuis en ervaren vervelende bijwerkingen, zoals pijn en bloed bij de ontlasting en tijdens het plassen. Bovendien staat de uitkomst vast: mensen gaan hoe dan ook dood.’

Huppes stelt voor om ook alternatieve methoden te testen in de kennisbanken. ‘Als mensen positieve effecten melden van behandelingen, kunnen deze wat mij betreft worden toegepast. Volgens mij kan dit eenvoudig omdat de door mij voorgestelde kennisbanken gaan monitoren en rapporteren wat het effect, de veiligheid en het nut is van de zorg.’

Huppes schijft ook voor het Financieel Dagblad

Recente artikelen