Huisarts moet centrale rol krijgen

Cuba is in staat gebleken om, ondanks moeilijke economische omstandigheden, zijn bevolking een duurzame toegang te bieden tot gezondheidsdiensten van kwaliteit. De keuze om met huisartsen te werken was daarbij essentieel. Dat besluit Pol De Vos, vorser aan het Instituut voor Tropische Geneeskunde, na jaren van onderzoek op Cuba. Het leverde hem een doctoraat op aan de Universiteit Gent.

In ons land is de gezondheidszorg een mengvorm van aanbod door de overheid en privé-initiatief. Dat is in veel landen zo, al is de verhouding tussen publiek en privé overal anders. De meeste mensen stellen de publieke sector gelijk met inefficientie. Alvast Cuba toont aan dat een overheidssysteem kan werken. In het begin werkten de Cubanen met ziekenhuizen en plaatselijke gezondheidscentra, vanaf 1984 schakelden ze, als een van de weinige ontwikkelingslanden, over op een systeem waarbij huisartsen een belangrijke rol kregen in de eerste lijn. Een centrale planning op basis van behoeften bepaalde waar er een huisdokter kwam, niet het mechanisme van vraag en aanbod. Maar de Cubanen zorgden er wel voor dat die nationale planning van hun gezondheidszorg gecombineerd werd met operationele flexibiliteit en aanpassing aan de plaatselijke omstandigheden. Al blijven het lage loon van de dokters/ambtenaren en soms een overmaat aan bureaucratie zwakke plekken in het systeem.

Hun systeem bleek bestand tegen de zware economische crisis van de jaren negentig, toen de Sovjethulp wegviel en de VS daarbovenop hun embargo versterkten: de gezondheid van de bevolking bleef stabiel, met een levensverwachting van 76 jaar en een zuigelingensterfte van 7 per 1000, cijfers die weinig arme landen kunnen voorleggen.

In dezelfde periode koos Colombia voor privatisering, met een vrije markt van gezondheidsverstrekkers en verzekeraars, en opheffing van de publieke ziekenhuizen. De gezondheidsuitgaven stegen sterk, de toegang tot gezondheidszorg niet.

De Vos deed ter plaatse interventie-onderzoek naar manieren om de gezondheidszorg te verbeteren. Zo bleek bijvoorbeeld dat decentralisatie van de urgentiediensten de druk op ‘de Spoed’ in ziekenhuizen aanzienlijk verminderde – toch op het platteland. In de complexere omgeving van de hoofdstad was de daling veel minder (8%, tegen 30% in een plattelandsgemeente), en roomden de ‘eerstelijns-urgentiediensten’ ook nog eens patienten af bij de huisartsen.

Bij nader onderzoek bleek dat die eerstelijns-urgentiediensten heel vaak oneigenlijk gebruikt werden, voor dingen die helemaal geen spoedgevallen waren. Een probleem dat bij de spoedafdelingen in Belgische ziekenhuizen bekend in de oren zal klinken. Wie door een huisarts was doorverwezen, werd vier keer minder vaak als ‘oneigenlijke gebruiker’ geklasseerd, en werd tot twaalf keer vaker gehospitaliseerd. Veel landen proberen dat oneigenlijk gebruik te ontraden met financiele drempels. De Cubanen kozen voor meer technische steun aan de huisartsen, een informatiecampagne en het systematisch betrekken van de huisartsen bij de urgentiediensten, waardoor de patienten meer vertrouwen kregen in ‘hun’ huisarts. Dat hielp.

Al bij al: huisartsen werken zeer efficient en hun centrale rol is terecht. Alvast in Cuba.

Pol de Vos krijgt op 29 november de doctorstitel aan de Universiteit Gent, voor zijn thesis “Strengthening public health systems: an analysis of global trends and counter-praxis in Cuba”.

Recente artikelen