Pas op zijn zevende begrijpt een kind wat ‘een hoog hek’ is

Array

Veel dreumesen van nog geen twee jaar oud gebruiken al bijvoeglijke naamwoorden als groot en hoog. Maar pas op hun zevende begrijpen ze deze termen op ‘volwassen’ niveau, concludeert taalwetenschapper Elena Tribushinina. Zij voerde dit onderzoek uit aan de Universiteit Antwerpen met een Rubicon-subsidie van NWO. Op dit moment is Tribushinina universitair docent aan de Universiteit Utrecht, waar ze haar onderzoek naar kindertaal voortzet met een Veni-subsidie van NWO.

Om te begrijpen  wat een hoog hek betekent, moet een kind het antwoord op twee vragen weten: hoe hoog zijn hekken normaal gesproken en zijn er andere hoge objecten in de buurt waarmee je het hek kunt vergelijken? Taalwetenschapper Tribushinina toont aan dat kinderen onder de zeven jaar moeite hebben met dergelijke complexe interpretaties. Maar ze gebruiken de combinatie van bijvoeglijke en zelfstandige naamwoorden dan al jaren, vanaf hun tweede jaar vaak zelfs foutloos. Dat komt, toont Tribushinina aan, omdat kleine kinderen met grote precisie onthouden welke objecten als groot worden beschreven en welke woorden je het beste met hoog kunt combineren. ‘Tweejarigen herhalen wat ze volwassenen horen zeggen,’ aldus Tribushinina. ‘Maar pas met zeven jaar begrijpen ze echt goed wat relatieve begrippen als hoog en laag en groot en klein betekenen.’
Olifant
De onderzoeker toonde dit aan met een experiment waarbij ze kinderen plaatjes liet zien van zeven objecten, bijvoorbeeld olifanten. Ze stelde hun de vraag: welke olifant vind je groot? Kinderen van twee wezen alleen de grootste olifant op het plaatje aan. Op de vraag ‘welke olifant vind je klein’ kozen ze het kleinste dier op het plaatje. Kinderen van vier noemden op deze vragen drie of vier van de zeven olifanten groot. ‘Ze begrijpen dat deze drie of vier in vergelijking met de andere dieren op het plaatje groot zijn, maar maken nog geen gebruik van hun kennis over de maat van echte olifanten.’

Vanaf zeven jaar vinden kinderen de meeste olifanten op het plaatje klein. Op die leeftijd zijn kinderen net als volwassenen in staat hun kennis van de maat van verschillende objecten, in dit geval olifanten, te combineren met wat ze op de plaatjes zien. Omdat echte olifanten veel groter zijn dan de zeven olifanten op de tekening, noemen ze de meeste olifanten op het plaatje klein.

De uitkomsten van het onderzoek zijn van belang voor ouders, leerkrachten en anderen die met kinderen werken. Tribushinina: ‘Volwassenen gaan er onbewust van uit dat kinderen die bijvoeglijke naamwoorden gebruiken, deze ook begrijpen.  Ze kunnen de kinderen helpen bij hun taalontwikkeling door meer uitleg te geven als ze relatieve bijvoeglijke naamwoorden gebruiken. Bijvoorbeeld door tegenstellingen te noemen: ‘Dit is een groot huis. Het is groter dan het huis van oma. Oma heeft een klein huis.’ Het helpt ook als volwassenen diverse eigenschappen van objecten noemen. ‘Dit is een groot huis. Het is wit en het is mooi.’ Kinderen gaan dan eerder begrijpen dat bijvoeglijke naamwoorden eigenschappen van objecten aangeven.

Doof
Tribushinina toont in haar onderzoek ook aan dat dove kinderen met een implantaat een taalachterstand hebben. Tot nu toe werd aangenomen dat deze kinderen minder last hebben van taalachterstanden dan dove kinderen met een gehoorapparaat. ‘De verwerving van bijvoeglijke naamwoorden is een belangrijke graadmeter voor taalachterstanden. Ik toon aan dat ook dove kinderen met een implantaat een taalachterstand hebben.’

Redactie Medicalfacts / Alida Budding - Hennink

Samen met mijn dochter Janine Budding verzorg ik dagelijks het online medisch nieuws voor zorgverleners, zodat zorgverleners elke dag weer op de hoogte zijn van het nieuws wat voor hen relevant is. De rol en beleving van patiënt & Healthy Ageing, zijn voor mij speerpunten om extra aandacht aan te besteden.

Ik heb jarenlang ervaring in diverse functies in thuiszorg.

Recente artikelen