Persoonlijkheid beïnvloedt herstel
ArrayUMC Utrecht
Herstel na een hersenbloeding of dwarslaesie duurt lang en verloopt niet voor iedereen voorspoedig. Dankzij onderzoek van revalidatiecentrum De Hoogstraat en het UMC Utrecht zijn in een vroeg stadium de patienten aan te wijzen waar de kwaliteit van leven achterblijft. Zorgverleners kunnen daar op inspelen met aanvullende behandelingen.
Het zijn de resultaten van twee promotieonderzoeken. Ten eerste ondervroeg revalidatiearts Patricia Passier 143 patienten met een subarachnoïdale bloeding (SAB) die gedurende twee jaar bij het UMC Utrecht terecht kwamen. Ook analyseerde ze het welbevinden van patienten drie jaar na de bloeding. Het blijkt dat de meeste patienten na drie maanden fysiek redelijk hersteld zijn, maar vaak psychosociale klachten houden. Zo’n tachtig procent van de patienten rapporteert klachten in het denken, vijftig procent heeft angsten en veertig procent heeft depressieve klachten.
Opvallend genoeg hebben deze klachten meer invloed op de kwaliteit van leven dan de objectief meetbare lichamelijke en cognitieve stoornissen. Passier pleit dan ook voor een gespecialiseerde SAB-nazorgpoli. Daar kunnen patienten onderzocht worden op lichamelijke en cognitieve stoornissen maar ook op psychosociale gevolgen van de hersenbloeding. Op basis daarvan kunnen zorgverleners een individueel revalidatieplan maken.
Daarnaast volgde psycholoog Christel van Leeuwen in haar promotieonderzoek vijf jaar lang 225 mensen met een dwarslaesie. Het welbevinden van dwarslaesiepatienten blijkt op de lange termijn grotendeels af te hangen van psychosociale factoren. Patienten die bijvoorbeeld emotioneel stabieler zijn en hun dwarslaesie beter kunnen accepteren blijken een hoger welbevinden te hebben. Het fysieke herstel heeft natuurlijk ook invloed op het welbevinden, maar minder dan gedacht. Van Leeuwen stelt daarom voor om dwarslaesiepatienten tijdens de revalidatie een korte vragenlijst met twee vragen over welbevinden af te nemen. Patienten die risico lopen op een langdurig laag welbevinden kunnen op deze manier vroegtijdig geïdentificeerd worden en extra zorg krijgen.
“Voor het herstel op de lange termijn is de ernst van de aandoening vaak niet het belangrijkst”, stelt onderzoeksleider dr. Marcel Post van De Hoogstraat en het UMC Utrecht. “Vooral de persoonlijkheid van patienten bepaalt het welbevinden. Dat is belangrijk voor zorgverleners, want die zijn geneigd om zich voornamelijk op fysiek herstel te richten.”
Patricia Passier promoveert op 6 december aan het UMC Utrecht. Christel van Leeuwen op 13 december. Zij voerden hun onderzoek uit aan revalidatiecentrum De Hoogstraat. Dr. Marcel Post en prof. dr. Eline Lindeman van het UMC Utrecht begeleidden het onderzoek. maandag 5 december 2011