De AWBZ is een taboe onderwerp bij regering en parlement

In de afgelopen maanden verschenen alarmerende berichten van Centraal Planbureau, het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) en de OECD. Elke van deze instanties toonde met eigen berekeningen  aan, dat de AWBZ-kosten voor verpleeghuizen, verzorgingshuizen en  thuiszorg sneller stijgen dan  het nationaal inkomen. In 2008 kwam de Sociaal Economische Raad al met een eerste signaal. Het laatste bericht kwam deze week van het SCP.  Rekening houdend met toekomstige prijsstijgingen stijgen de uitgaven in de verpleging, verzorging en thuiszorg sterker  (4,1 procent) dan het aantal gebruikers (1,5 procent) per jaar. Dat blijkt uit het ‘Ramingsmodel verpleging en verzorging 2009-2030 (VeVeRa-IV)’ van het SCP. De zorgkosten zonder inflatie stijgen naar verwachting van bijna 11 miljard euro in 2009 tot ruim 16 miljard euro in 2030 (2 procent per jaar). Inclusief prijsstijgingen is dat bedrag in 2030  bijna 25 miljard in 2030. Radio 1 Journaal vroeg ondergetekende op vrijdag 20 januari om commentaar. Ik constateerde dat de lange termijn van de Awbz  een taboe onderwerp is voor regering, parlement en  maatschappelijke instanties als Actiz, KNMG, VNG, CVZ en Zorgverzekeraars Nederland. Men blikt niet verder vooruit dan de komende drie, vier jaar en beperkt zich toch structuurstandpunten, bijvoorbeeld over transities van AWBZ naar Wmo. Desgevraagd naar mijn eigen oplossing heb ik geantwoord, dat ik mijn mening geef voor een betere en die baseer op buitenlandse ervaringen. Er moeten volgens mij drie dingen gebeuren. Ten eerste een vermogenstoets invoeren in de AWBZ, die ertoe leidt dat burgers met een groter vermogen dan pakweg 30.000 euro geen recht op de AWBZ hebben. Zij moeten dus eerst hun eigen huis opeten. Ik pleit hierbij voor  de aanpak zoals in Frankrijk: de rijke, oudere burger ontvangt gewoon AWBZ-zorg. Na het overlijden van deze burger vindt verrekening van de AWBZ kosten plaats, voordat de kinderen erven. Mijn andere punten noem ik hier in telegramstijl: Ten tweede een breed debat over de  vraag, of de overheid nog steeds zorgt van de wieg tot het graf. Wat mij betreft niet. Ten derde het doorsnijden van de rechtstreekse relatie tussen zorgkantoren en zorgaanbieders. Ik volg hierbij het Duitse model waarin burgers vouchers krijgen van de zorgverzekeraar en daarmee zorg inkopen en eventueel bijbetalen uit eigen zak. Zo’n voucher is te vergelijken met een boekenbon: Wie een boek wil dat duurder is dan de bon, betaalt bij. Ik pretendeer niet dat ik alle wijsheid in pacht heb om het AWBZprobleem voor de lange termijn op te lossen. Wat ik mis, is het wetenschappelijke, politieke en maatschappelijke debat. Op 5 april organiseert de Julius Academy een congres over de AWBZ en de Wmo onder de weidse titel: Kanteling, poortwachters, mantelzorg en schaarste in de AWBZ, De WMO, de Wet op de Jeugdzorg en andere sociale wetten: Recente Ontwikkelingen in de Indicatiestelling. Het vindt plaats op de Universiteit Utrecht. Bert Boer, arts en lid van de Raad van Bestuur van het College voor Zorgverzekeringen schetst verschillende perspectieven van de AWBZ  en hun gevolgen. Bestuursvoorzitter van het Centrum Indicatiestelling Zorg Dan Hoefsmit gaat in op recente ontwikkelingen in de indicatiestelling binnen en  buiten de AWBZ. ER vinden vele workshops rond goede voorbeelden plaats.

Guus Schrijvers, Oud-Hoogleraar Public Health & Gezondheidseconoom

Guus Schrijvers (getrouwd met Els Zwaan, drie kinderen) werd op 24 juni 1949 geboren in Amsterdam als zesde kind in een katholiek onderwijzersgezin. Na het gymnasium B diploma behaald te hebben(1967) ging hij in Amsterdam economie studeren. Hij studeerde cum laude af (1973) bij prof. Wim Duisenberg op de na-oorlogse conjunctuurgolven en bij prof. Joop Hattinga Verschure op zelfzorgafdelingen in ziekenhuizen. In 1980 promoveerde hij in Maastricht op het onderwerp regionalisatie en financiering van de Engelse, Zweedse en Nederlandse gezondheidszorg. Een stelling uit zijn proefschrift werd zijn levensmotto: wie de kleine structuren niet eert, maakt de grote structuren verkeerd.

Hij promoveerde bij de grondlegger van de Nederlandse gezondheidseconomie prof. Lou Groot en bij genoemde Hattinga Verschure. Van 1974 -1984 was Schrijvers lid van de Gemeenteraad van Utrecht voor de Partij van de Arbeid. Hij ‘deed’ daar portefeuilles zoals Volksgezondheid, Welzijn, Cultuur en Financiën. Op 1 juni 1987 werd Schrijvers samen met prof. Joop van Londen hoogleraar Public Health bij de Medische Faculteit Utrecht. Dat betekende voor hem een switch van macro onderwerpen zoals de inrichting van het verzekeringsstelsel naar kleinschalige projecten zoals educatie van diabetespatiënten.

Uit een interview uit 1987 komt het citaat: ‘als de faculteit mij vraagt voor deze leerstoel, wil ik wat betekenen voor de faculteit. Dan geef ik de macro-onderwerpen op.’ Samen met Van Londen richtte hij zich in 1987 op innovaties in de thuiszorg en op ketenzorg bij chronische zieken. Later zou het die activiteiten onder de vlag disease management bundelen. Tien jaar kwam de belangstelling voor ketens in de spoedzorg erbij. Zijn kennis op dit terrein bundelde hij in het boek Moderne Patiëntenzorg in Nederland, dat hij in 2002 samen met de plaatsvervangend hoofdinspecteur drs. Nico Oudendijk voor de gezondheidszorg schreef.

Vanaf het eerste begin had het bevorderen van het onderwijs in de Sociale Geneeskunde en de Volksgezondheid zijn grote aandacht. Toen Van Londen en hij begonnen was er helemaal niets op dit terrein. Schrijvers: ‘Een grote triomf ervoer ik op 2 april 1994 toen na zeven jaar trekken en duwen de eerste medische studenten bij een GGD en een Arbodienst een verplicht co-schap Sociale Geneeskunde liepen.’

In 1999 kwam een nieuw curriculum voor de medische studenten tot stand. Tropenjaren volgden tot 2006 voor hem en zijn collega dr. Gerdien de Weert om alle uitbreidingen van het sociaal geneeskundige onderwijs bij te benen. Zijn collegestof bundelde hij in 1997 en na verschillende drukken in 2002 in het boek Een kathedraal van Zorg en in de Engelse variant daarvan Health and Health Care in the Netherlands.

Per 1 juli 2007 gaan de onderzoeksactiviteiten van Schrijvers over in de Unit Innovaties in de Zorg binnen het Julius Centrum, dat hij in 1996 met collega prof. Rick Grobbee oprichtte. Zijn aandacht blijft liggen bij Disease Management en Spoedzorg. Schrijvers: ‘Ik begrijp nog steeds niet helemaal hoe die kleine structuren binnen Disease management en spoedzorg precies functioneren. Er is tegenwoordig ook veel uitwisseling met collega’s in Noord Amerika en elders in Europa. Dat verrijkt het inzicht in hoge mate. Elk land is op dit terrein een laboratorium voor een ander land..Voorlopig heb ik mijn handen vol aan de nieuwe Unit. Toch zou ik nog twee boeken willen schrijven.Het ene krijgt als titel, De gemoderniseerde kathedraal van zorg. Het tweede boek moet gaan over ondernemersschap en gelijke toegang tot de zorg. Beide zijn belangrijk maar o zo moeilijk te combineren. Hierbij zou ik de kennis van macro econoom weer kunnen gebruiken.’

Als oud hoogleraar Public Health en gezondheidseconoom bij het UMC Utrecht. geeft hij met zijn nieuwe boek ‘Zorginnovatie volgens het Cappuccinomodel.’ zijn visie hoe de gezondheidszorg eruit zou kunnen zien in een maatschappij met schaarste aan zorg. Het boek is bestemd voor het middenkader van zorgorganisaties. Naast schrijver van boeken en artikelen over de gezondheidszorg is Guus lid van enkele stuurgroepen en begeleidingscommissies en geef ik lezingen en workshops.

Guus Schrijvers is voor voordrachten, dagvoorzitterschappen, interviews en onderzoeksopdrachten te bereiken via [email protected] en telefonische via zijn secretaresse Annet Esser op telefoonnummer 030 250 9359.

Recente artikelen