NVIC niet eens met rapport ‘Concentratie, specialisatie en samenwerking van ziekenhuiszorg’

Array

De Nederlandse Vereniging voor Intensive Care (NVIC) distantieert zich van het rapport ‘Concentratie, specialisatie en samenwerking van ziekenhuiszorg’ van de Regieraad Kwaliteit van Zorg waarin de gevolgen van concentratie van IC-ziekenhuiszorg staan beschreven. Volgens de NVIC staan er feitelijke onjuistheden in het rapport.

Hieronder de reactie van het NVIC bestuur op het rapport “Concentratie, specialisatie en samenwerking van ziekenhuiszorg” van 25 januari jl. van de Regieraad Kwaliteit van Zorg en in opdracht van de minister van VWS aan. Het volledige rapport van de Regieraad kunt u downloaden via de website www.regieraad.nl. Download hier de open brief van het NVIC bestuur.Reactie van NVIC
Het bestuur van de Nederlandse Vereniging voor Intensive Care (NVIC) heeft kennis genomen van het rapport” Concentratie, specialisatie en samenwerking van ziekenhuiszorg” van 25 januari jl.
Er is, op verzoek van de minister van VWS, de gevolgen geschetst van verdere concentratie, specialisatie en samenwerking van IC-ziekenhuiszorg op basis van de regionale behoefte in zogenaamde ‘kernziekenhuizen’. Voor de inventarisatie is een kader geschetst aan de hand van bestaande richtlijnen en bestaand onderzoek, alsmede op basis van een beperkt aantal gesprekken met personen die spreken op persoonlijke titel en geen organisatie of (wetenschappelijke) vereniging vertegenwoordigen .
De NVIC is op geen enkele wijze betrokken bij de totstandkoming van het nu voorliggend rapport. De NVIC betreurt de gang van zaken bij de totstandkoming van uw rapport ten zeerste. Daarnaast bevat uw rapport een aantal storende feitelijke onjuistheden, die in geval van betrokkenheid van de NVIC zeker voorkomen hadden kunnen worden . De NVIC distantieert zich dan ook volledig van de inhoud van uw rapport.
Het is u bekend dat thans een brede commissie, waarin praktisch aile stakeholders op het gebied van Intensive Care in Nederland zijn vertegenwoordigd, werkt aan een revisie van de NVA richtlijn “Organisatie en werkwijze op Intensive Care-afdelingen voor volwassenen in Nederland” uit 2006. Het bestuur van de NVIC is van mening dat het verstandiger en constructiever geweest zou zijn de conclusies van deze commissie af te wachten in plaats van deze werkzaamheden in een afrondingsfase te doorkruisen middels uw rapportage.
Een discussie over eventuele herverdeling moet, zoals in uw rapport vermeld staat, inderdaad plaatsvinden op basis van concrete feiten. Het valt hierdoor des te meer op dat uw rapport vele feitelijke onjuistheden en onwaarschijnlijke aannames bevat. De meest relevante hiervan brengen wij onderstaand graag onder uw aandacht.
In de inIeiding (paragraaf 1.1) wordt gesteld dat het niveau IC de complexiteit van patienten bij overige zorgfuncties en basisvoorzieningen bepaalt. Voor zover de NVIC bekend bestaan er, met uitzondering van een zeer klein aantal specifieke chirurgische ingrepen, geen richtlijnen waarin een bepaald niveau IC afdeling vereist is voor bepaalde verrichtingen of zorgfunctie.

De verdere beschrijving ten aanzien van niveau Intensive Care en het wei of niet beschikbaar zijn van intensivisten is in uw beschrijving niet conform de richtlijn “Organisatie en werkwijze op Intensive Care-afdelingen voor volwassenen in Nederland” uit 2006.
Als uw doel is om de discussie te faciliteren zou men toch uitwerking van meerdere mogelijke scenario’s mogen verwachten . Het heeft er dan ook aile schijn van dat uw rapport is opgesteld vanuit een vooringenomen standpunt en u slechts een statement hebt willen maken van uw visie op de Intensive care zorg van de toekomst. Dit draagt niet bij aan een constructieve discussie.
Refererend aan de literatuurlijst bij uw rapport is de lijst van de onder punt 1 van paragraaf 1.3 genoemde beleidsstukken, rapporten en achtergrondstudies ons inziens onvolledig. Het ontbreken van het IGZ rapport “Grote Intensive Care- afdelingen werken continu aan kwaliteit” uit september 2011 beschouwen wij als een grote omissie. De onder punt 4 van paragraaf 1.3 genoemde lijst van stakeholders en deskundigen is in onze optiek eveneens verre van volledig . Aan bovenstaande argumenten ontlenen wij onze stelling, datu nimmer een volledig gebalanceerd overzicht hebt kunnen krijgen over de betreffende materie en aileen al daarmee het rapport gekwalificeerd dient te worden als onvolledig en onzorgvuldig.
Het rapport meldt in paragraaf 2.6 dat de NVIC in 2007 “berichtte dater jaarlijks 250 vermijdbare doden zouden vallen op niveau 1 IC afdelingen”. De NVIC gaat ervan uit dat gedoeld wordt op de uitzending van NOVA waarin een aantal intensivisten op persoonlijke titel uitspraken heeft gedaan over kleine IC afdelingen op een vraag van NOVA betreffende een wetenschappelijk artikel. Dit is niet in overleg met en zeker niet namens de NVIC gedaan. De NVIC heeft zich destijds gedistantieerd van deze NOVA uitzending, alsook van de uitspraken van betreffende intensivisten. Het NVIC bestuur vindt het stuitend dat in dit rapport een dergelijke aperte foutieve voorstelling van zaken gedaan wordt. Tenminste is een rectificatie op zijn plaats. Gelukkig vermeldt uw rapport wei dat de IGZ deze vermijdbare sterfte nimmer heeft bevestigd.
Eveneens in paragraaf 2.6 wordt gesteld dat 13 ziekenhuizen handhavingsmaatregelen opgelegd hebben gekregen van de IGZ. Ook dit is feitelijk onjuist. De letterlijke tekst uit het IGZ rapport ” IC afdelingen niveau 1 – op weg naar verantwoorde zorg” ten aanzien van het handhavingsbeleid is: “Dit betreft de aanzegging aan de raad van bestuur om de IC te sluiten (bij niet-navolgen hiervan zal de inspectie zo nodig een bevel hiertoe geven), de aanzegging dat het ziekenhuis voor 15 januari alsnog een adequaat zorgbeleidsplan opstuurt en/of schriftelijk vastgelegde regionale samenwerkingsafspraken … “. Het is een feit dat op 1 na aile ziekenhuizen alsnog voldeden aan de eisen voor verantwoorde zorg en dit resterende ziekenhuis zelf besloot zijn IC op te heffen.
Uw uitgangspunt in paragraaf 4.1 betreffende de veronderstelde bezettingsgraad van academische IC’s van 80% is niet correct. De wetenschappelijke literatuur geeft een bezettingsgraad van een IC aan als veilig indien deze 80% bedraagt. De werkelijkheid in Nederland voor de grote en de academische IC’s is dat de bezettingsgraad ruim boven de 100% is. Daardoor zijn zij niet in staat de functie die zij voor de regio hebben te vervullen . Wanneer u het IGZ rapport “Grote Intensive Care-afdelingen werken continu aan kwaliteit” uit september 2011 , bij uw analyse had betrokken , alsook navraag had gedaan bij DBC-onderhoud en de NVIC, was voor u inzichtelijk geworden, dat de capaciteit van met name de grote en academische IC’s veelal te kort schiet. Aileen al uw onjuiste aanname zet uw verdere conclusies in dit hoofdstuk ernstig onder druk en maakt deze ongeloofwaardig .
Daarnaast constateren wij in praktisch aile tabellen die u in hoofdstuk 4 presenteert inhoudelijke tekortkomingen of onjuistheden, waarbij een substantieel aantal ziekenhuizen op onjuiste wijze qua niveau IC in de tabellen is opgenomen. U besteedt hieraan wei aandacht in uw commentaren bij de betreffende tabellen, maar verbindt er geen conclusies aan , Hiermee worden de conclusies in uw rapport in hoge mate onbetrouwbaar .
In hoofdstuk 6 sluit u uw rapportage af met de opmerking dat “Punt van aandacht blijft de wijze van opvang van acuut vitaal bedreigde patienten op een locatie zonder IC voorziening”. Uw rapportage is hierin correct. Voor een verantwoord transport van patienten van plaatsen waar de zorg voor de betreffende patient op dat moment niet toereikend is, geldt het transportprotocol van de NVIC. Politiek is dit nog steeds niet goed ondersteund omdat adequate financiering hiervoor ontbreekt. De NVIC stelt zich op het standpunt dat acute opvang en (initiele) behandeling van de ernstig acuut zieke patient in elk ziekenhuis geborgd dient te zijn. U gaat in uw rapportage volledig aan dit belangrijke issue voorbij. De NVIC vindt dit uiterst laakbaar en onzorgvuldig.
Blijkens bijlage 3 van het rapport heeft u wei enkele leden van de kerngroep die zich bezig houdt met de revisie van de richtlijn “Organisatie en werkwijze op Intensive Care-afdelingen voor volwassenen in Nederland” gesproken, maar u kenschets dit volledig onjuist als hen gernterviewd te hebben. De bijlage suggereert dat collega Van der Voort, die namens de NVIC in betreffende kerngroep zitting heeft, namens de NVIC is gernterviewd. Met klem benadrukt de NVIC dat hier in het geheel geen sprake van is en betreurt het dat in het rapport deze suggestie wordt gewekt. De NVIC heeft bij collega Van der Voort navraag gedaan over de gang van zaken. Het interview bleek een overleg van ongeveer een half uur te omvatten, waarin door collega Van
der Voort feitelijk niets anders is medegedeeld , dan dat hij participatie aan het rapport dat door uw Raad werd opgesteld, onwenselijk vond gezien zijn directe betrokkenheid bij de revisie van voornoemde richtlijn. Het bestuur van de NVIC weet inmiddels dat dit tevens geldt voor collega VanderMeer die namens de NVA in deze commissie participeert.
De NVIC zet zich in voor goede Intensive Care behandeling voor aile patienten die dit nodig hebben. De NVIC streeft een hoge mate van regionale samenwerking na waarbij het uitgangspunt is dat de patient de zorg krijgt die hij of zij nodig heeft. Of hierbij sprake dient te zijn van regionale verschuiving van zorg is op dit moment nog niet duidelijk. Uw rapport heeft geen bijdrage geleverd aan een constructieve discussie. In dit kader dient meegenomen te worden wat de werkelijke logistieke, organisatorische, kwalitatieve en financiele consequenties zijn en daar doet dit rapport hooguit een zwakke paging toe.
Wij brengen met dit schrijven een groot aantal feitelijke onjuistheden en pertinent onjuiste aannames uit uw rapportage onder uw aandacht. Wij vertrouwen erop dat u hiermee in toekomstige communicatie over betreffend rapport rekening houdt en feitelijke onjuistheden corrigeert.
Daar waar nodig zal de NVIC in de toekomst in elke discussie betreffende concentratie en specialisatie van, en regionale samenwerking van Intensive Care in ieder geval aan dit schrijven refereren , waarin wij afstand nemen van uw rapport.

Bron: NVIC

Redactie Medicalfacts/ Janine Budding

Ik heb mij gespecialiseerd in interactief nieuws voor zorgverleners, zodat zorgverleners elke dag weer op de hoogte zijn van het nieuws wat voor hen relevant kan zijn. Zowel lekennieuws als nieuws specifiek voor zorgverleners en voorschrijvers. Social Media, Womens Health, Patient advocacy, patient empowerment, personalized medicine & Zorg 2.0 en het sociaal domein zijn voor mij speerpunten om extra aandacht aan te besteden.

Ik studeerde fysiotherapie en Health Care bedrijfskunde. Daarnaast ben ik geregistreerd Onafhankelijk cliëntondersteuner en mantelzorgmakelaar. Ik heb veel ervaring in diverse functies in de zorg, het sociaal domein en medische-, farmaceutische industrie, nationaal en internationaal. En heb brede medische kennis van de meeste specialismen in de zorg. En van de zorgwetten waaruit de zorg wordt geregeld en gefinancierd. Ik ga jaarlijks naar de meeste toonaangevende medisch congressen in Europa en Amerika om mijn kennis up-to-date te houden en bij te blijven op de laatste ontwikkelingen en innovaties. Momenteel ben doe ik een Master toegepaste psychologie.

De berichten van mij op deze weblog vormen geen afspiegeling van strategie, beleid of richting van een werkgever noch zijn het werkzaamheden van of voor een opdrachtgever of werkgever.

Recente artikelen