Boaborea: Werken naar vermogen vereist kritische keuzes
ArrayGemeenten moeten in het kader van de Wet Werken naar vermogen meer doen met minder geld. De slechtste reflex is om dan nog meer zelf te gaan doen, zonder een kritische, objectieve afweging te maken over de uitvoering. Juist met minder geld meer bereiken, is de uitdaging. Daar is creativiteit, resultaatgerichtheid en transparantie voor nodig. “Gemeenten die juist de publiek-private samenwerking zoeken, merken dat per euro meer bereikt kan worden”, aldus Kick van der Pol, voorzitter Boaborea. Het gemiddelde plaatsingspercentage van private dienstverleners bij re-integratietrajecten is in de afgelopen jaren gestegen naar zo’n 60% (Bron: Factsheet Re-integratie, december 2011, Raad voor Werk en Inkomen, www.rwi.nl). De resultaten varieren per doelgroep van 47% WWB tot 62% WW. De afgelopen jaren hebben uitgewezen dat dit kon worden bereikt door specialisatie in diverse diensten en doelgroepen, waarmee veel ervaring is opgedaan.
De sleutel tot succes voor de Wet Werken naar vermogen is dat:
– elke euro van het participatiebudget wordt bestemd voor begeleiding naar regulier werk;
– vooraf een duidelijk te behalen resultaat wordt bepaald en
– dat alle partijen achteraf 100% transparant zijn of dat resultaat daadwerkelijk is gehaald.
Resultaatgerichte inkoop en transparante verantwoording over resultaten door gemeenten leiden tot een activerend en effectiever stelsel van werken naar vermogen.
Werkgevers vormen een cruciale rol in het succes van de Wet Werken naar vermogen. Het is belangrijk dat werkgevers weten waar ze aan toe zijn als ze iemand aannemen die werkt naar vermogen. Onnodige drempels moeten worden weggenomen. De overheid moet daarom investeren in ‘voorspelbaarheid’ voor de werkgever. Werkgevers moeten niet met verschillende regelingen en voorwaarden per gemeente worden geconfronteerd. Er moet per arbeidsmarktregio één set aan maatregelen komen. Lukt dat niet door afstemming in de regio, dan moet de staatssecretaris daarop ingrijpen.