‘Vermoeidheid heeft vele gezichten’ afscheidsrede van Prof.dr. Gijs Bleijenberg
ArrayProf.dr. Gijs Bleijenberg, de klinisch psycholoog die onder andere de cognitieve gedragstherapie voor het chronisch vermoeidheidssyndroom geïntroduceerd heeft, neemt afscheid als hoogleraar bij het UMC St Radboud. Hij gaat met pensioen.
In zijn afscheidsrede legt hij uit waarom de ene vermoeidheid de andere niet is. En wat ze wèl gemeen hebben.
Chronische vermoeidheid is niet alleen een ramp voor het individu, maar ook een groot maatschappelijk probleem. Naast de mensen die lijden aan het chronisch vermoeidheidssyndroom, dat zijn er naar schatting van deskundigen 80.000, zijn er ook anderen die te maken hebben met extreme vermoeidheid. Bijvoorbeeld mensen, die behandeld zijn voor kanker of mensen met een chronische ziekte. Van vele chronische ziekten is bekend dat ze gepaard kunnen gaan met ernstige vermoeidheid. Volgens Bleijenberg betekent dit grofweg dat in Nederland tenminste een half miljoen mensen chronisch vermoeid zijn.
Bleijenberg heeft zich het grootste deel van zijn werkzame leven bezig gehouden met chronische vermoeidheid en de behandeling ervan. Hij ontwikkelde in Nederland een vorm van cognitieve gedragstherapie (CGT) die effectief is bij mensen met het chronisch vermoeidheidssyndroom. Later bleek dat ook andere mensen met chronische vermoeidheid baat hebben bij vormen van deze therapie. Samen met zijn medewerkers ontwikkelde hij effectieve vormen van CGT voor kankergerelateerde vermoeidheid, voor chronische vermoeidheid bij MS-patienten en bij neuromusculaire ziekten.
Wat Bleijenberg verbaast is, dat er zo weinig geld wordt uitgetrokken voor het landelijk invoeren van deze werkzame therapieen. ‘Er is veel geld besteed aan degelijk onderzoek naar de behandeling van vermoeidheid,’ zegt hij in z’n afscheidsrede, ‘en dat heeft gelukkig goede behandelingen opgeleverd. Deze behandelingen kunnen nu worden uitgevoerd door getrainde gedragstherapeuten, maar voor hun training is nauwelijks geld beschikbaar. Het opleiden van extra gedragstherapeuten zou een prima manier zijn om te bezuinigen: het zou de last van de vermoeidheid verlichten en het beroep op dure voorzieningen verminderen.’
In z’n afscheidsrede gaat Bleijenberg onder meer in op het werkingsmechanisme van CGT. Dit is bij de diverse groepen ernstig vermoeiden grotendeels hetzelfde. CGT is effectief, omdat het verandering brengt in de opvattingen, het denken, van de patient over vermoeidheid. Ook veranderingen in opvattingen over lichamelijke activiteit en over bewegen hebben effect op het afnemen van de vermoeidheid.
Graduele inspanningstherapie (GET), gebaseerd op het geleidelijk opvoeren van de lichamelijke activiteit, is ook effectief bij het chronisch vermoeidheidssyndroom. ‘Maar ook hier blijkt het bewegen zèlf niet de werkzame factor,’ aldus Bleijenberg. ‘Ook bij deze therapie moeten de opvattingen over bewegen veranderen, wil het effectief zijn.’
Toch, de ene vermoeidheid is de andere niet. Het Dondersinstituut vond samen met het Nijmeegs Kenniscentrum Chronische Vermoeidheid, dat mensen met CVS minder grijze stof in hun hersenen hebben dan gezonde mensen. Na een behandeling met CGT was het volume grijze stof toegenomen. Bij vermoeidheid na kanker daarentegen was er geen afname van grijze stof te zien en bijgevolg evenmin een toename van grijze stof na de behandeling. Dit duidt erop, dat CVS biologisch anders in elkaar zit dan kankergerelateerde vermoeidheid.
Iets dergelijks is te zien bij het gehalte van het hormoon cortisol in het speeksel. Bij CVS is dit gehalte relatief laag en neemt het toe naarmate de cognitieve gedragstherapie beter aanslaat. Bij mensen die kanker hebben gehad is er geen verschil gevonden in cortisolniveau tussen vermoeiden en niet-vermoeiden.
De vele gezichten van vermoeidheid
Ook de omstandigheden die voorafgaan aan de vermoeidheid en de factoren die de vermoeidheid in stand houden, verschillen tussen de patientengroepen. Daarom moet de therapie aan elke groep patienten afzonderlijk worden aangepast. “De vele gezichten van vermoeidheid†is dan ook de titel van het symposium, dat ter gelegenheid van het afscheid van Bleijenberg gehouden wordt. Sprekers uit binnen- en buitenland behandelen daar aspecten van chronische vermoeidheid bij verschillende groepen patienten, zoals mensen met MS, COPD en hart- en vaatziekten.
Bron: [email protected]
2 thoughts on "‘Vermoeidheid heeft vele gezichten’ afscheidsrede van Prof.dr. Gijs Bleijenberg"
Comments are closed.
Goodbye and good riddence.
There have been men who have tried to do innovative research into CFS. Gijs Bleijenberg was never one of them. Men like this are the reason the field has changed little in 20 years.
Cognitive Behavioural Therapy can lead to improvements in quality of life of people with chronic illnesses, including CFS. However there has never been any scientific studies which have shown it leads to to remission or cure of CFS patients, based on objective evidence.
Bleijenberg’s own research proves that CBT does NOT lead to improvements in activity levels using objective measures of activity. If these patients were less fatigued, why did activity not change?
http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/20047707
Likewise, CBT did not lead to patients returning to work, with less patients employed at the 6 month followup, than at the baseline.
https://kce.fgov.be/sites/default/files/page_documents/d20081027358.pdf
It was supposed to be up to men like Bleijenberg to speak out about the fact that CFS is the most neglected disease in terms of research funding vs disease burden in most western countries. The reason why there are only nonspecific biological abnormalities found is because so few have been looking compared to other diseases. Bleijenberg could have spoken out about this. Instead he chose to speak half-truths and push CBT as a magic curative therapy, on zero evidence.
Chronische vermoeidheid heeft volgens prof. Blijenberg vele gezichten, zijn kijk er op is echter uiterst eenzijdig. Al vele jaren propageert prof. Blijenberg CGT en GET als behandeling, ook al is het bewijs voor de werkzaamheid uiterst gering. Op zijn best gaat 30% van de patiënten er een beetje op vooruit, niemand geneest. Desondanks blijft prof. Blijenberg pleiten voor ruime invoering van deze behandelingen. In België is hiermee ruime ervaring opgedaan de afgelopen jaren met de zogenaamde Referentiecentra. Het is een enorme flop geworden, het heeft miljoenen euro’s gekost en het heeft niks opgeleverd. Deze centra worden dan ook gesloten. Het is te hopen dat Nederland hier lering uit trekt en niet dezelfde heilloze weg gaat. Het is ook te hopen dat de opvolgers van prof. Blijenberg minder dogmatisch zijn en verder durven te kijken. Dat is hard nodig want door de dominante positie van prof. Blijenberg heeft het onderzoek naar Chronische Vermoeidheid de afgelopen twintig jaar in Nederland stil gestaan. In het buitenland niet. Daar zijn bijvoorbeeld sterke aanwijzingen gevonden dat bij groepen patiënten sprake is van een verstoord afweersysteem. Dat genees je niet door er anders over te gaan denken.