Kamerbrief over beschikbaarheidbijdrage medische vervolgopleidingen

Array

Inhoud van de brief van minister Schippers (VWS) aan de Tweede Kamer over beschikbaarheidbijdrage medische vervolgopleidingen
Bij de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport van Uw Kamer leven nog enige vragen naar aanleiding van mijn brief van 25 mei 2012 over de inzet van het instrument beschikbaarheidbijdrage voor medische vervolgopleidingen1. Ik hecht eraan deze vragen nog voor het zomerreces te beantwoorden, opdat ik veldpartijen zo spoedig mogelijk duidelijkheid kan geven.

De leden van de commissie informeren, in lijn met de vraag van de leden van de VVD-fractie uit de Tweede Kamer, welke rol de zorgautoriteit heeft bij de toedeling van gelden uit de opleidingsfondsen. Zij vragen of de zorgautoriteit hierin zowel een toetsende, beleidsvormende als allocerende rol heeft.
De rolverdeling in de Wet marktordening gezondheidszorg (WMG) is dat de minister, in samenspraak met het parlement, het beleid bepaalt en dat de zorgautoriteit binnen de gestelde kaders verantwoordelijk is voor de uitwerking van dat beleid en voor de concrete toepassing in individuele gevallen.
In het onderhavige geval betekent dit dat ik, op voorstel van veldpartijen, het verdeelplan vaststel. Het verdeelplan bevat de verdeling van nieuwe opleidingsplaatsen over de verschillende opleidingsinstellingen voor de komende periode. Ook bepaal ik de hoogte van de vergoedingsbedragen per opleidingsplaats. Deze werkwijze en de vergoedingsbedragen leg ik vast in een aanwijzing aan de zorgautoriteit als bedoeld in artikel 7 juncto artikel 56a van de WMG, alles binnen de kaders van de voorhangbrief van 25 mei jongstleden.

Op aanvraag van de opleidingsinstelling belast de zorgautoriteit de opleidende zorginstellingen die in het verdeelplan zijn aangewezen en/of doorstroomplaatsen hebben, met het uitvoeren van de opleidingsactiviteit. Tevens kent de zorgautoriteit de beschikbaarheidbijdrage aan de individuele opleidende instellingen toe. Tegen deze beschikkingen van de zorgautoriteit is bezwaar en beroep mogelijk. Alle activiteiten van de zorgautoriteit betreffen dus louter de uitvoering van de beschikbaarheidbijdrage. Het beleid rond het financieren en verdelen van opleidingsplaatsen blijft berusten bij de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Hiermee wordt volledig recht gedaan aan de rolverdeling in de WMG. Er is derhalve geen sprake van een combinatie van zowel een toetsende, beleidsvormende als allocerende rol bij de zorgautoriteit. Daardoor doet het risico van onwenselijke machtsconcentratie en rolverwarring, waar de leden van de commissie naar vragen, zich niet voor.

De commissie vraagt naar mijn greep op het totale volume aan artsen dat een medische vervolgopleiding krijgt.
Net als nu het geval is, heb ik inderdaad greep op het totale volume aan artsen dat kan instromen bij een medische vervolgopleiding. Jaarlijks bepaal ik hoeveel nieuwe opleidingsplaatsen per specialisme (de zogeheten instroom) maximaal voor een beschikbaarheidbijdrage in aanmerking komen. Bij het vaststellen van deze aantallen baseer ik mij mede op de adviezen die ik daartoe ontvang van het Capaciteitsorgaan voor medische en tandheelkundige vervolgopleidingen. Via het maximeren van de instroom is ook de doorstroom in volgende opleidingsjaren gemaximeerd en daarmee het totale volume aan artsen dat een vervolgopleiding kan volgen.

De vraag van de commissie naar mijn voornemens over verruiming van het aanbod aan artsen, is niet één op één gekoppeld aan de vraag op welke wijze de bekostiging van de medische vervolgopleidingen wordt vormgegeven.
Net als onder de huidige subsidieregelingen stel ik, mede op advies van het Capaciteitsorgaan, het gewenste aantal plaatsen vast. Daaruit volgt, samen met het aantal doorstroomplaatsen en gegeven de vergoeding per opleidingsplaats, de maximale hoogte van de beschikbaarheidbijdrage op macroniveau. Het gaat er daarbij om éérst vast te stellen wat er aan medische vervolgopleidingen beschikbaar dient te zijn en vervolgens wat daarvoor een redelijke compensatie is.

De commissie vraagt ten slotte naar de relatie met de numerus fixus.
Op 17 februari 2012 hebben de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en ik een brief aan de Tweede Kamer gestuurd over de invulling van de afspraak uit het regeerakkoord inzake de numerus fixus2. Daarin hebben wij aangegeven hoe deze afspraak over de numerus fixus wordt ingevuld. Voor de medische vervolgopleidingen betekent dit dat een structurele verhoging met 300 plaatsen mogelijk wordt gemaakt. Deze verhoging sluit aan bij de doelstelling om in 2025 over 25 procent meer artsen te beschikken teneinde aan de dan verwachte zorgvraag te kunnen voldoen en past binnen de ramingen van het Capaciteitsorgaan.

Redactie Medicalfacts / Alida Budding - Hennink

Samen met mijn dochter Janine Budding verzorg ik dagelijks het online medisch nieuws voor zorgverleners, zodat zorgverleners elke dag weer op de hoogte zijn van het nieuws wat voor hen relevant is. De rol en beleving van patiënt & Healthy Ageing, zijn voor mij speerpunten om extra aandacht aan te besteden.

Ik heb jarenlang ervaring in diverse functies in thuiszorg.

Recente artikelen