Klacht Pink Ribbon tegen Nieuwsuur ongegrond

Array

Op 16 november 2011 is in een uitzending van het televisieprogramma Nieuwsuur aandacht besteed aan de minstanden bij Pink Ribbon. Die uitzending werd tevens aangekondigd in het NOS Journaal. Als het roze lintje, het symbool van de strijd tegen borstkanker minder geld aan onderzoek besteed dan dat ze willen doen geloven. “Pink Ribbon zegt 15% van de inkomsten aan wetenschappelijk onderzoek te besteden. Een percentage dat ze, zo blijkt uit een reportage in Nieuwsuur vanavond, bij lange na niet halen.”

“Pink Ribbon haalde in de afgelopen jaren 16 miljoen euro op bij particulieren en bedrijven, vaak met de verkoop van allerhande roze producten. Slechts 288 duizend euro daarvan is in die jaren aan wetenschappelijk onderzoek uitgegeven. Terwijl dat onderzoek wel vaak als verkoopargument wordt gebruikt.”

Pink Ribbon stelt in haar klacht bij de Raad van Journalistiek dat de berichtgeving in het NOS Journaal en nieuwsuur zodanig schadelijk en grievend maar vooral onjuist en onvolledig dat daardoor een volstrekt verkeerd beeld is geven van Pink Ribbon.

In haar klacht stelt Pink Ribbon dat verweerders derhalve op geen enkele wijze hebben voldaan aan de journalistieke eisen van evenwichtigheid, zorgvuldigheid, betrouwbaarheid, ongebondenheid, pluriformiteit en onbevooroordeeldheid. Maar de raad is het daar niet meer eens en stelt dat de klacht ongegrond is.

De Raad stelt zelfs dat Nieuwsuur redactie voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op basis van de voorhanden zijnde informatie en documentatie, waaronder jaarrekeningen en jaarverslagen van klaagster, voldoende reden bestond om in de uitzendingen indringende kritische vragen aan de orde te stellen over inkomsten en uitgaven voor wetenschappelijk onderzoek door klaagster.

Voorts is klaagster door middel van een vooraf afgesproken interview uitgebreid aan het woord gekomen. In dat verband overweegt de Raad dat, indien aan een betrokkene om een reactie wordt gevraagd, die betrokkene niet steeds vooraf volledig behoeft te worden geïnformeerd over de inhoud van de publicatie. Volstaan kan worden met aan betrokkene voldoende duidelijk mee te delen waarop het te geven commentaar betrekking moet hebben. Daarbij is de mate waarin een journalist opening van zaken moet geven afhankelijk van de aard van het te publiceren bericht. (vgl. RvdJ 2012/16)

Uit hetgeen partijen hebben aangevoerd en uit de door hen overgelegde stukken blijkt dat partijen voorafgaand aan het interview meerdere malen contact hebben gehad, zowel per e-mail als in een telefonisch voorgesprek. Het interview met De Klerk-Waller heeft voorts ruim 1,5 uur geduurd, waarbij ook nog een collega van haar aanwezig was. De Raad acht het aannemelijk dat daarbij de strekking van de uitzending voor klaagster voldoende duidelijk moet zijn geweest en dat De Klerk-Waller voldoende gelegenheid heeft gehad om desgewenst opheldering te vragen. De Raad is dan ook van oordeel dat verweerders klaagster voldoende in de gelegenheid hebben gesteld om voorafgaand aan de uitzendingen van 16 november 2011 te reageren. Klaagster heeft verder onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de reactie van De Klerk-Waller op journalistiek onzorgvuldige wijze in de uitzendingen is verwerkt.
In dit verband overweegt de Raad voorts dat de uitzending van het NOS Journaal geen andere aantijgingen bevatte dan de reportage van Nieuwsuur. Bovendien zijn daarin fragmenten getoond van het interview met De Klerk-Waller. Verweerders behoefden derhalve niet nog apart voorafgaand aan de aankondiging in het NOS Journaal klaagster in de gelegenheid te stellen om te reageren.

Gelet op het voorgaande is de Raad van oordeel dat van eenzijdige berichtgeving geen sprake is. Klaagster heeft echter wel voldoende aannemelijk gemaakt dat op onderdelen onjuist over haar c.q. haar bedrijfsvoering is bericht. Zo is onder meer ten onrechte gesteld dat klaagster voor het laatst in 2008 een zogeheten ‘call for proposals’ had uitgeschreven, zodat gedurende een aantal jaren geen door klaagster gefinancierd onderzoek zou hebben plaatsgevonden en de reserves op klaagsters bankrekeningen zou zijn opgelopen. Klaagster heeft er in dit verband op gewezen dat uit haar jaarverslagen blijkt dat ook na 2008 nog een inschrijvingsronde heeft plaatsgehad. Verweerders hebben daar tegenover gesteld dat hun informatie ter zake afkomstig was uit de jaarrekeningen van klaagster en dat ten tijde van hun onderzoek niet alle jaarverslagen op de website van klaagster beschikbaar waren. Volgens de Raad kan enerzijds met recht worden gesteld dat verweerders nog nauwkeuriger onderzoek hadden kunnen verrichten en genuanceerder over de kwestie hadden kunnen berichten, maar kan anderzijds niet worden ontkend dat de onjuiste berichtgeving voor een niet onbelangrijk deel te wijten is aan de gebrekkige informatievoorziening van klaagster zelf.

Alle omstandigheden in aanmerking genomen is de Raad van oordeel dat in zoverre in de uitzendingen van 16 november 2011 onjuist en daardoor tendentieus over klaagster is bericht, dit verweerders niet zodanig kan worden toegerekend dat zij daarmee journalistiek ontoelaatbaar hebben gehandeld.

Dat neemt niet weg dat het Nieuwsuur c.q. Tweebeeke zou hebben gesierd – mede gezien het constructieve overleg dat partijen na 16 november 2011 hebben gevoerd – als in het interview van 28 maart 2012 meer begrip zou zijn getoond voor de positie van klaagster en de gevolgen die zij door de berichtgeving van 16 november heeft ondervonden. Klaagster had ruimhartiger de kans gegeven kunnen worden uit te leggen dat inmiddels veel geld naar onderzoek is gegaan en naar welke projecten. Anders dan klaagster heeft gesteld, is naar het oordeel van de Raad echter niet gebleken dat verweerders met het interview in strijd met gemaakte afspraken of anderszins journalistiek onzorgvuldig jegens klaagster hebben gehandeld. Dat het interview mogelijk anders is verlopen dan klaagster had verwacht – met name door de indringende, wellicht soms wat vileine, ondervraging door Tweebeeke – kan daaraan niet afdoen.

BESLISSING

De klacht is ongegrond.

Aldus vastgesteld door de Raad op 30 juli 2012 door mr. V.H.G. Lebesque, voorzitter, M.C. Doolaard, mw. M.J.H. Doomen, A. Mellink MPA en mw. drs. P.C.J. van Schaveren, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris.

Redactie Medicalfacts/ Janine Budding

Ik heb mij gespecialiseerd in interactief nieuws voor zorgverleners, zodat zorgverleners elke dag weer op de hoogte zijn van het nieuws wat voor hen relevant kan zijn. Zowel lekennieuws als nieuws specifiek voor zorgverleners en voorschrijvers. Social Media, Womens Health, Patient advocacy, patient empowerment, personalized medicine & Zorg 2.0 en het sociaal domein zijn voor mij speerpunten om extra aandacht aan te besteden.

Ik studeerde fysiotherapie en Health Care bedrijfskunde. Daarnaast ben ik geregistreerd Onafhankelijk cliëntondersteuner en mantelzorgmakelaar. Ik heb veel ervaring in diverse functies in de zorg, het sociaal domein en medische-, farmaceutische industrie, nationaal en internationaal. En heb brede medische kennis van de meeste specialismen in de zorg. En van de zorgwetten waaruit de zorg wordt geregeld en gefinancierd. Ik ga jaarlijks naar de meeste toonaangevende medisch congressen in Europa en Amerika om mijn kennis up-to-date te houden en bij te blijven op de laatste ontwikkelingen en innovaties. Momenteel ben doe ik een Master toegepaste psychologie.

De berichten van mij op deze weblog vormen geen afspiegeling van strategie, beleid of richting van een werkgever noch zijn het werkzaamheden van of voor een opdrachtgever of werkgever.

Recente artikelen