Radiotherapie voor longmetastasen presteert onverwacht goed
Array
In een vergelijking tussen stereotactische radiotherapie en metastasectomie voor de behandeling van een beperkt aantal pulmonale metastasen leidde radiotherapie tot een betere overleving, ondanks een selectieproces waardoor patiënten met een gunstigere prognose werden geopereerd. Dit opvallende resultaat melden Joachim Widder en collega’s van het UMCG in Radiotherapy and Oncology (2013; epub 17 juni).
Stereotactische radiotherapie (SABR) is de afgelopen jaren opgekomen als behandelmogelijkheid voor patiënten met een beperkt aantal longmetastasen. De meest gebruikte behandeling in deze setting is al tijden pulmonale metastasectomie.
De Groningse onderzoekers vergeleken de effecten van de behandelingen bij 110 patiënten met maximaal 5 metastasen in de long die tussen 2007 en eind 2010 het UMCG bezochten. De patiënten werd een pulmonale metastasectomie aangeraden, tenzij werd gedacht dat zij een minder geschikte kandidaat waren voor een chirurgische behandeling.
Door deze manier van selecteren waren de prognostische factoren in de SABR-groep (n = 42) slechter dan in de chirurgiegroep (n = 68). Zo waren geopereerde patiënten jonger en waren de metastasen bij hen na relatief lange tijd ontstaan. Na een mediane follow-up van 43 maanden zagen de auteurs echter geen grote verschillen in overleving, en presteerde SABR vergelijkbaar of zelfs beter. De geschatte overleving na 1, 2 en 5 jaar was in de chirurgiegroep respectievelijk 87, 62 en 41% en in de SABR-groep 98, 60 en 49%.
De meest waarschijnlijke verklaring voor de goede uitkomsten in de radiotherapiegroep is dat beide behandelmodaliteiten een vergelijkbaar goede lokale tumorcontrole geven, schrijven Widders et al. Verder onderzoek moet meer duidelijk maken over de rol van pulmonale metastasectomie en SABR bij oligometastasen in de long.
Bron: NTvG/Twan van Venrooij
