Punt van ergernis bij Van R. en zijn advocaat was vooral dat het drie jaar heeft geduurd voordat de voor kinderporno veroordeelde psychiater Van R. zich voor de medische tuchtrechter moet verantwoorden. De Inspectie voor de Gezondheidszorg geeft toe dat zij laat is met haar tuchtklacht tegen Van R. Reden, zo verklaart de advocaat van de IGZ: zijn zaak is “op de grote stapel beland”.
De inspectie zei ter zitting dat ze prioriteit had gegeven aan andere zaken dan die van Van R.. Het tuchtcollege wilde daarop weten waarom er nu ineens wel een tuchtzaak gestart is. De antwoorden daarop waren niet heel duidelijk, maar ‘de maatschappelijke ontwikkeling dat dit soort veroordelingen niet geaccepteerd worden bij zorgverleners’ speelde een rol.
De advocaat van de IGZ zei tijdens haar betoog dat het verwerven, in bezit hebben, verspreiden of bekijken van kinderporno door zorgprofessionals een risico voor de zorg en dermate grensoverschrijdend is en dat dit in strijd is met de professionaliteit en integriteit die van een zorgverlener mag worden verlangd. Dit soort strafrechtelijk handelen kan niet los worden gezien van het handelen als professional. Een patiënt verkeert per definitie in een afhankelijkheidsrelatie en daarmee in een kwetsbare positie ten opzichte van een beroepsbeoefenaar. Een patiënt moet vertrouwen kunnen hebben in de beroepsbeoefenaar en deze moet de vertrouwensband van zijn/haar patiënt niet schaden door zijn privégedragingen. Een patiënt moet ervan op aan kunnen dat een zorgverlener respectvol omgaat met lijf en leden en gedachten van de patiënt.
De advocate van Van R. gaf aan dat het niet duidelijk was dat Van R. alsnog een tuchtzaak kon verwachten. Van R. verklaarde wel dat een medewerker van IGZ hem dat wel in een eerder stadium had medegedeeld. De IGZ is volgens Janine Budding van MedicalFacts heel transparant geweest over de mogelijkheid van een tuchtzaak op termijn. Op 5 april 2013 kreeg Janine Budding nog een officiële verklaring van de woordvoerder van de Inspectie; Wilbert Ransz. Ransz schreef destijds namens de IGZ de volgende verklaring: “Naar aanleiding van je vragen over psychiater Van R. kan ik je het volgende melden:
Wij hebben in 2012 een melding van het OM over psychiater Van R. ontvangen en in behandeling genomen. Ons onderzoek naar aanleiding van die melding is inmiddels afgerond en in november 2012 is een zogenaamd toezichtsplan gestart. Daarin staat onder andere dat Van R. de IGZ moet informeren als hij weer aan het werk gaat, dat hij niet met kinderen en jongeren mag werken, dat hij per kwartaal de IGZ moet informeren over de voortgang van zijn behandeling en zijn traject bij de reclassering.
Verder kan ik je melden dat de IGZ de mogelijkheden onderzoekt voor het indienen van een tuchtklacht, ondanks het gegeven dat de strafbare feiten buiten de beroepsuitoefening hebben plaatsgevonden.
IGZ vaart sinds 2013 een andere koers; ‘Wat ons betreft worden alle gevallen van een veroordeling voor kinderporno voorgelegd aan de tuchtrechter. Dat is nieuw beleid. ’ De tuchtrechter moet dan beoordelen of er een beroepsbeperking of –verbod opgelegd moet worden, aldus woordvoerder Silvie de Peijper.
De tuchtzaak die gisteren diende bij het medisch tuchtcollege in Zwolle, vertoont sterke gelijkenissen met tuchtzaken bij het Tuchtcollege van de Gezondheidszorg van Den Haag en Eindhoven. Zowel het Haagse tuchtcollege als het Eindhovense tuchtcollege oordeelden dat de zorgverleners in hun bevoegdheid moeten worden beperkt vanwege het bezit en veelvuldig bekijken van kinderporno. De Kinderverpleegkundige mag daarom niet meer met kinderen werken en de Osse huisarts is geschrapt uit het BIG-register.
Het tuchtcollege van Zwolle heeft nog geen uitspraak gedaan. Voorlopige uitspraak in de zaak van Van R. is op vrijdag 20 maart 2015