Geneesmiddelenwet- en regelgeving weinig stimulerend voor alternatieven voor dierproeven

De huidige geneesmiddelenwetgeving belemmert het gebruik van alternatieven voor dierproeven weliswaar niet, maar stimuleert dit ook nauwelijks. Het is toegestaan om alternatieven in te zetten, maar dan moet wel worden aangetoond dat deze dezelfde voorspellende waarde hebben als de dierproef. Dat is een ingewikkeld, kostbaar en tijdrovend proces. Dat blijkt uit onderzoek van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu”(RIVM).

Bij de beoordeling van de veiligheid, kwaliteit en werkzaamheid van geneesmiddelen worden dierproeven ingezet. De overheid streeft ernaar hiervoor zo min mogelijk dieren te gebruiken. Het RIVM onderzocht of er binnen de bestaande Europese en Nederlandse wetgeving voldoende mogelijkheden zijn om alternatieven voor dierproeven te gebruiken bij de beoordeling van geneesmiddelen.

DierproevenRichtsnoeren
Vooral andere zaken dan wetgeving blijken de inzet van alternatieven voor dierproeven te belemmeren. Voor de beoordeling van geneesmiddelen gelden wetenschappelijke richtlijnen. Deze richtlijnen zijn weliswaar niet wettelijk bindend, maar zijn wel doorslaggevend voor de beslissing of een geneesmiddel uiteindelijk op de markt mag worden gebracht. Hoewel vermindering en verfijning van dierproeven in richtlijnen veel aandacht krijgen, wordt in diezelfde richtlijnen ook nog regelmatig naar dierproeven verwezen. Ook staan in de richtlijnen de voorwaarden vermeld waaraan alternatieven voor dierproeven moeten voldoen.

Andere bepalende factoren
Andere bepalende belemmerende factoren zijn het gebrek aan alternatieve methoden die dierproeven in zijn geheel kunnen vervangen. Ook worden nieuwe alternatieve methodes niet altijd in alle landen geaccepteerd door registratieautoriteiten. Geneesmiddelen worden meestal voor meerdere landen gemaakt en in sommige landen worden dierproeven nog als de gouden standaard daarvoor gezien. Daardoor kiest een fabrikant soms voor dierproeven om tegemoet te komen aan de eisen van de verschillende autoriteiten.

Aanbevelingen
Om de ontwikkeling van alternatieven voor dierproeven te stimuleren is continue internationale afstemming nodig tussen registratieautoriteiten, wetenschappers en farmaceutische bedrijven over de criteria waaraan deze alternatieven moeten voldoen. Aanbevolen wordt het onderzoek naar geschikte alternatieve methoden en de implementatie daarvan voortdurend te stimuleren.

In een eerder verschenen RIVM rapport is een vergelijkbaar onderzoek beschreven op het gebied van alternatieven voor dierproeven bij de beoordeling van chemische stoffen.

Bron: RIVM

Redactie Medicalfacts/ Janine Budding

Ik heb mij gespecialiseerd in interactief nieuws voor zorgverleners, zodat zorgverleners elke dag weer op de hoogte zijn van het nieuws wat voor hen relevant kan zijn. Zowel lekennieuws als nieuws specifiek voor zorgverleners en voorschrijvers. Social Media, Womens Health, Patient advocacy, patient empowerment, personalized medicine & Zorg 2.0 en het sociaal domein zijn voor mij speerpunten om extra aandacht aan te besteden.

Ik studeerde fysiotherapie en Health Care bedrijfskunde. Daarnaast ben ik geregistreerd Onafhankelijk cliëntondersteuner en mantelzorgmakelaar. Ik heb veel ervaring in diverse functies in de zorg, het sociaal domein en medische-, farmaceutische industrie, nationaal en internationaal. En heb brede medische kennis van de meeste specialismen in de zorg. En van de zorgwetten waaruit de zorg wordt geregeld en gefinancierd. Ik ga jaarlijks naar de meeste toonaangevende medisch congressen in Europa en Amerika om mijn kennis up-to-date te houden en bij te blijven op de laatste ontwikkelingen en innovaties. Momenteel ben doe ik een Master toegepaste psychologie.

De berichten van mij op deze weblog vormen geen afspiegeling van strategie, beleid of richting van een werkgever noch zijn het werkzaamheden van of voor een opdrachtgever of werkgever.

Recente artikelen