Slik bij ernstige stollingsafwijkingen niet de pil
ArrayTrombose door het slikken van de pil is een zeldzame bijwerking. Het risico op trombose bij pilgebruikende vrouwen kan toenemen als zij ook een erfelijke stollingsafwijking hebben of als hun moeder of zus trombose blijkt te hebben. Dit blijkt uit onderzoek van Liesbeth van Vlijmen van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Zij raadt pilgebruik bij vrouwen met ernstige stollingsafwijkingen af en adviseert uitgebreide voorlichting over keuzes in anticonceptiemethoden bij vrouwen waar trombose in de familie voorkomt. Zij promoveert op 17 februari aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Van Vlijmen richtte zich in haar onderzoek op de associatie tussen pilgebruik en het risico op trombose en tevens keek zij wat de invloed is van andere risicofactoren voor trombose . Ook ging zij na wat het effect is als moeder of zus trombose heeft gehad.
Ernstige stollingsafwijkingen
Trombose door het slikken van de pil is een zeldzame bijwerking. Per 10.000 ‘piljaren’ komt slechts in 5-12 gevallen trombose voor. Het tromboserisico is afhankelijk van de duur van het gebruik en van de dosering van de pil. Van Vlijmen laat in haar onderzoek zien dat bij vrouwen met een ernstige erfelijke stollingsafwijking (tekort aan antitrombine, proteïne C, of proteïne S) het tromboserisico tijdens pilgebruik sterk toeneemt. Zij raadt deze groepen vrouwen dan ook af om de pil te gebruiken als anticonceptie.
Mildere stollingsafwijkingen
Uit het onderzoek van Van Vlijmen blijkt verder dat bij vrouwen met een milde erfelijke stollingsafwijking (factor-V-Leiden of protrombine-G20210A mutatie) het risico op trombose beperkt toeneemt tijdens pilgebruik. Een zwangerschap verhoogt het risico voor deze vrouwen echter veel meer. Van Vlijmen adviseert deze vrouwen uitvoerig te informeren over alle anticonceptiemethoden, inclusief de ‘pil’. Hierbij moeten dan in ieder geval het tromboserisico en betrouwbaarheid van de anticonceptiemethoden en eventueel aanwezige andere risicofactoren worden besproken. Op basis hiervan kunnen deze vrouwen de meest geschikte anticonceptiemethode kiezen.
Een moeder of zus met trombose tijdens pilgebruik of zwangerschap is mogelijk ook een extra risico waar de vrouw rekening mee moet houden. Volgens Van Vlijmen verhoogt dit het basisrisico twee- tot drievoudig. Van Vlijmen raadt daarom aan om ook dit aspect mee te nemen in de gesprekken met deze vrouwen.
Bewustwording
Volgens Van Vlijmen blijft het heel lastig om vooraf te voorspellen wie een trombose tijdens pilgebruik zal ontwikkelen. Haar onderzoek naar de kenmerken van vrouwen die trombose kregen tijdens pilgebruik laat zien dat de meesten ook andere tromboserisico’s hadden. Vooral een stollingsafwijking, een familie waarin trombose voorkomt en ernstig overgewicht kwamen vaak voor. Ook hadden veel vrouwen al eerder de pil gebruikt en waren zij zwanger geweest, voordat zij een trombose kregen tijdens gebruik van de pil. Van Vlijmen pleit er voor vrouwen en ook huisartsen meer bewust te maken van de mogelijkheid dat een trombose kan optreden bij pilgebruik, ook bij jonge vrouwen. Van Vlijmen: ‘Hoe eerder een trombose gediagnostiseerd kan worden, des te sneller is adequate behandeling te beginnen.’
Curriculum vitae
Drs. Lies van Vlijmen (Naarden, 1958) studeerde Geneeskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zij verrichtte haar promotieonderzoek bij de afdeling Hematologie, sectie Hemostase en Trombose, van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Haar onderzoek werd mede mogelijk gemaakt door ZonMw en de Nederlandse Hartstichting. Naast dit onderzoekstraject werkt Van Vlijmen als senior klinisch beoordelaar gynaecologische geneesmiddelen bij het College ter beoordeling van geneesmiddelen (CBG) en het Europese Medische Agentschap (EMA).