Niet gecategoriseerd

Huisartsen en obductie

Array

Obductie verschaft in 90 procent van de gevallen inzicht in de doodsoorzaak. Huisartsen zijn iets eerder bereid een obductie aan te vragen als er een transmuraal protocol over is.

Bij eenderde van alle sterfgevallen is het niet duidelijk waaraan de patiënt precies overlijdt. Toch zijn huisartsen nauwelijks geschoold in het vaststellen van de doodsoorzaak. Dat is jammer, vindt huisarts Feike Oppewal, want die informatie kan nabestaanden helpen bij het rouwproces. Ook zouden huisartsen meer mogelijkheden moeten krijgen om sectie te laten verrichten.

Oppewal onderzocht vanuit het Universitair Medisch Centrum Groningen hoe huisartsen in Oost-Groningen met sterfgevallen omgaan. Meer dan de helft van alle sterfgevallen vindt thuis plaats. De huisarts is daarom vaak het eerste aanspreekpunt en moet dus goed zijn toegerust om het overlijdensproces te begeleiden. Eén van de belangrijkste handelingen is het vaststellen van de doodsoorzaak.

Scholing schiet tekort
Oppewal constateert echter dat de opleiding en nascholing van artsen tekort schiet. De helft van de co-assistenten krijgt geen onderwijs in het vaststellen van de doodsoorzaak. Geen van hen wist de juiste formulieren te benoemen die de huisarts bij een sterfgeval moet invullen. Bovendien heeft een kwart van de studenten nog nooit een obductie bijgewoond.

Geen sectie
Bij een onverwacht natuurlijk overlijden kan de huisarts sectie laten verrichten door een klinisch patholoog. Dat gebeurt echter maar in een kwart procent van alle gevallen. Volgens Oppewal komt dit ondermeer door de onduidelijke financiële afwikkeling. Anders dan bij reguliere verwijzingen naar specialisten, worden de kosten voor een obductie en het vervoer naar het ziekenhuis niet vergoed door de zorgverzekeraar. Veel huisartsen vinden het ook moeilijk om het onderwerp bij de nabestaanden aan te kaarten. Als ze obductie wél als optie noemen, stuiten ze vaak op weerstand.Rouwverwerking
"Huisartsen moeten nabestaanden kunnen overtuigen van het belang om de doodsoorzaak te kennen", zegt Oppewal. "De rouwverwerking kent dan een heel ander vertrekpunt. Mensen zitten jaren later niet meer met die prangende vraag: wat is er nou eigenlijk gebeurd?" Behalve voor een betere rouwverwerking kan obductie ook van levensbelang zijn voor de nabestaanden. Bijvoorbeeld als er sprake is van erfelijke aandoeningen.

Verkeerde statistieken
Het geringe aantal obducties heeft ook politieke consequenties. Alle gegevens over doodsoorzaken gaan naar het Centraal Bureau voor de Statistiek. Omdat het vaststellen van de doodsoorzaak in de praktijk vaak giswerk is, is het mogelijk dat deze statistieken niet overeenkomen met de werkelijkheid. Oppewal: "In dat geval zouden het subsidiebeleid voor de gezondheidszorg en de strategie voor preventievoorlichting gebaseerd zijn op onjuiste cijfers."

Laatste verwijzing
Oppewal pleit voor een transmurale afspraak tussen huisartsen, ziekenhuizen en zorgverzekeraars. Zorgverzekeraars zouden obductie als een reguliere, laatste verwijzing moeten beschouwen en daarvoor ook de kosten moeten dragen. Hij becijfert dat de nieuwe werkwijze kan leiden tot zo’n veertien- tot twintigduizend extra obducties per jaar. Als voorzet op zo’n afspraak ontwikkelde Oppewal een protocol dat huisartsen kunnen volgen bij een plotseling en onverwacht overlijden.

Deze bevindingen beschrijft huisarts Feike Oppewal uit Oude Pekela in zijn proefschrift Obductie als laatste verwijzing in de huisartspraktijk. Hij promoveert volgende week aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Oppewal ondervroeg zijn collega’s in de regio Groningen-Assen over obductie voor en na invoering van een protocol. Dit betreft afspraken tussen het ziekenhuis en de huisartsen over al dan niet uitvoeren van obductie. Aanleidingen voor obductie zijn in de onderzochte regio: onverwacht overlijden waarbij geen klinische gegevens bekend zijn, vruchtdood en wiegendood. Ook als de overledene een kind is en soms na overleg met de patholoog-anatoom, vindt er obductie plaats.

Het blijkt dat huisartsen in dit gebied voor invoering van het protocol in slechts 0,35 procent van de gevallen obductie aanvroegen. Na invoering is dit percentage verdubbeld.

Huisartsen ervaren drie belemmeringen bij het ter sprake brengen van obductie: financiën, emotionele bezwaren bij henzelf of mogelijk bij de nabestaanden, en organisatorische rompslomp. Oppewal benadrukt het financi‘le aspect van obductie omdat er geen duidelijkheid is over de financiering van het vervoer van de overledene en het ontbreken van een budget voor de obductie.

In zes jaar is in de onderzochte regio veertig keer obductie aangevraagd. In 65 procent van de gevallen (26 overleden patiënten) waarop obductie werd uitgevoerd, was een hartaandoening de doodsoorzaak. Bij 12,5 procent (vijf patiënten) was er sprake van dood door een erfelijke aandoening en bij 20 procent (acht patiënten) was er sprake van een bijkomende bevinding die van belang was voor het vaststellen van het primaire lijden.

De uitkomsten van obductie helpen bij het rouwverwerkingsproces. Dit blijkt uit interviews met nabestaanden zes maanden tot een jaar na het overlijden van de patiënt.

Obductie als laatste verwijzing in de huisartspraktijk : aspecten van
doodsoorzaken / Feike Oppewal. – [S.l. : s.n.], 2005. – 160 p. ; 24 cm
Proefschrift Groningen R.U.
ISBN 90-367-2209-8

Redactie Medicalfacts/ Janine Budding

Ik heb mij gespecialiseerd in interactief nieuws voor zorgverleners, zodat zorgverleners elke dag weer op de hoogte zijn van het nieuws wat voor hen relevant kan zijn. Zowel lekennieuws als nieuws specifiek voor zorgverleners en voorschrijvers. Social Media, Womens Health, Patient advocacy, patient empowerment, personalized medicine & Zorg 2.0 en het sociaal domein zijn voor mij speerpunten om extra aandacht aan te besteden.

Ik studeerde fysiotherapie en Health Care bedrijfskunde. Daarnaast ben ik geregistreerd Onafhankelijk cliëntondersteuner en mantelzorgmakelaar. Ik heb veel ervaring in diverse functies in de zorg, het sociaal domein en medische-, farmaceutische industrie, nationaal en internationaal. En heb brede medische kennis van de meeste specialismen in de zorg. En van de zorgwetten waaruit de zorg wordt geregeld en gefinancierd. Ik ga jaarlijks naar de meeste toonaangevende medisch congressen in Europa en Amerika om mijn kennis up-to-date te houden en bij te blijven op de laatste ontwikkelingen en innovaties. Momenteel ben doe ik een Master toegepaste psychologie.

De berichten van mij op deze weblog vormen geen afspiegeling van strategie, beleid of richting van een werkgever noch zijn het werkzaamheden van of voor een opdrachtgever of werkgever.