LAD wil duidelijkheid van minister over aanwezigheidsdiensten
ArrayVorige week maakte het kabinet bekend de Nederlandse regels voor aanwezigheidsdiensten aan te passen. Reden hiervoor is de vertraging in het aanpassen van de Europese Arbeidstijdenrichtlijn aan de uitspraak in de zaak Jaeger, waarin staat dat aanwezigheidsdiensten gelden als werktijd. Het kabinet wil niet langer wachten op de Europese aanpassing en kondigde aan de Nederlandse regelgeving te wijzigen. Jaeger
In september 2003 deed het Europees Hof van Justitie uitspraak in de zaak Jaeger dat de uren, doorgebracht in aanwezigheids-/slaapdiensten, volledig moeten worden gerekend tot de arbeidstijd van maximaal gemiddeld 48 uur per week. Mede door deze uitspraak vonden EU-landen het nodig de Europese Arbeidstijdenrichtlijn structureel te herzien. In het verlengde hiervan zou ook de Nederlandse arbeidstijdenwetgeving worden aangepast. Opt-out
De EU-landen hebben nog geen overeenstemming bereikt over aanpassing van de Arbeidstijdenrichtlijn. Het kabinet acht verder uitstel van aanpassing van de Nederlandse regelgeving niet wenselijk, aangezien de arbeidstijden van onder andere werknemers in de zorg uitkomen boven de maximumgrens van gemiddeld 48 uur per week. In de Europese Arbeidstijdenrichtlijn bestaat de mogelijkheid voor een opt-out. Deze houdt in dat met instemming van de werknemer de werktijd kan worden verlengd tot boven de maximumgrens van gemiddeld 48 uur per week. Het kabinet wil deze mogelijkheid ook in de Nederlandse regelgeving opnemen. Verder geldt als uitgangspunt dat, binnen een beperkt aantal wettelijke grenzen, de daadwerkelijke invulling van arbeidstijden wordt overgelaten aan CAO-partijen, zoals de LAD. Minister De Geus heeft aangegeven dat de wijziging van tijdelijke aard is, totdat de Europese richtlijn is aangepast. Standpunt LAD
De LAD heeft al vaker bij de minister aangegeven tegen de opt-out-mogelijkheid te zijn (zie ook: LAD en LVAG: oplossingen voor Europese Arbeidstijdenrichtlijn, LAD bespreekt EU-regelgeving arts-assistenten op ministerie). Het toepassen van de opt-out op meerdere werknemers betekent feitelijk een collectieve uitsluiting. Vanwege de afhankelijke positie van met name arts-assistenten acht de LAD dit absoluut niet wenselijk. De LAD is ook verbaasd over het ‘voortschrijdend inzicht’ van de minister en het kabinet. De minister heeft tot heden de opt-out steeds uitdrukkelijk afgewezen. Vooral voor degenen die een afhankelijkheidspositie hebben, biedt de opt-out absoluut geen goede waarborg. Door de huidige opstelling van de minister is de LAD ook bang dat Nederland zijn geloofwaardigheid op EU-niveau verliest als de opt-out-mogelijkheid in de Nederlandse wetgeving wordt opgenomen. LAD bij minister
Inmiddels is de LAD uitgenodigd voor een gesprek op het ministerie over de voorstellen tot wijziging van de Nederlandse arbeidstijdenwetgeving en het opnemen van de opt-out. Het gesprek vindt plaats op 31 augustus 2005. De LAD zal dan haar standpunt opnieuw duidelijk maken en wijzen op de gevaren van het voornemen. Bron: LAD