Arts onderschat belang van patiëntgerichte vruchtbaarheidszorg
ArrayVruchtbaarheidsklinieken nog onvoldoende patientgericht
Artsen onderschatten het belang van patientgerichte zorg bij vruchtbaarheidsproblemen. De Nederlandse vruchtbaarheidszorg sluit nog onvoldoende aan bij de behoeftes van de patient. Dat concludeert Inge van Empel van de afdeling gynaecologie van het UMC St Radboud. Van Empel ontwikkelde een vragenlijst die voor het eerst in kaart brengt hoe patientgericht klinieken zijn. Daaruit blijkt dat patienten vooral een vast aanspreekpunt en goede informatievoorziening missen. Van Empel promoveert op 30 juni op haar onderzoek naar patientgerichtheid bij vruchtbaarheidsproblemen.
Wereldwijd wordt één op de tien paren met onvruchtbaarheid geconfronteerd. Meer dan de helft van hen zoekt hulp en zo’n 70 procent van hen krijgt uiteindelijk een baby dankzij moderne vruchtbaarheidstechnieken. Vruchtbaarheidszorg van hoge kwaliteit dient te voldoen aan scherpe eisen. Momenteel vindt vooral registratie plaats van de effectiviteit en veiligheid, maar ook tijdigheid, toegankelijkheid, efficientie en patientgerichtheid zijn belangrijk. Voor het meten van patientgerichtheid ontbraken tot nu toe goede methoden. Daarom liet Van Empel patienten definieren wat zij onder ‘patientgerichtheid’ verstaan: belangrijke factoren zijn onder meer goede informatie en communicatie, een geïnteresseerde houding van de zorgverleners, betrokkenheid van de patient in het zorgproces, goede samenwerking tussen zorgverleners en emotionele begeleiding. Vervolgens maakte Van Empel het begrip voor het eerst meetbaar dankzij een vragenlijst, de ‘PCQ-infertility’ genaamd, waarmee ze onderzoek deed bij een groot aantal Nederlandse vruchtbaarheidsklinieken.
Onderschatting
Van Empel ontdekte dat patienten meer belang hechten aan patientgerichte zorg dan artsen denken. Zo werd aan een groot aantal artsen en patienten gevraagd welke aspecten zij belangrijk vinden in hun keuze voor een vruchtbaarheidskliniek. Hierbij konden ze het belang aangeven van zwangerschapskans, reistijd en van drie ‘patientgerichte’ criteria; goede informatievoorziening, houding van de arts en het hebben van één hoofdbehandelaar. Artsen denken dat patienten vooral belang hechten aan een grote zwangerschapskans. Uiteraard vinden patienten dit erg belangrijk, maar ze zijn bereid om te kiezen voor een kliniek met een iets lagere zwangerschapskans, waarbij ze wel de gewenste begeleiding en informatie ontvangen. Voor patienten wegen goede informatievoorziening, een geïnteresseerde houding van de arts en een vaste arts op belangrijke momenten veel zwaarder dan artsen dachten. Ondanks de goede zorg die in Nederland geboden wordt, komen veel Nederlandse vruchtbaarheidsklinieken op deze punten nog te weinig tegemoet aan de patient.
Inge van Empel werkte in het onderzoek nauw samen met het Nijmeegse onderzoeksteam van prof.dr. Jan Kremer en dr. Willianne Nelen en met de Belgische onderzoekers prof. dr. Thomas D’ Hooghe en Eline Dancet van de Katholieke Universiteit Leuven.