Klinisch- genetische kennis co-assistenten schiet ernstig tekort

Co-assistenten weten veel te weinig over klinische genetica. Als zij eenmaal werken als arts leidt dat tot het missen van diagnoses, het te laat starten van therapie bij patiënten met een genetisch bepaalde ziekte en het niet verrichten van preventieve interventies. Dit blijkt uit een publicatie van klinisch geneticus in opleiding Marieke Baars, verbonden aan het VU medisch centrum. Baars bekeek de onderwijscurricula van zeven van de acht Nederlandse faculteiten geneeskunde en valideerde met gynaecologen, kinderartsen, huisartsen en klinisch genetici tweehonderdvijftien vragen die betrekking hebben op klinische genetica voor bijna afgestudeerde studenten geneeskunde. Vervolgens bepaalden zij aan welke norm de studenten moesten voldoen om voldoende basiskennis te hebben. Het bleek dat alle studenten bij de meeste vragen te laag scoorden. “Het kan grote gevolgen hebben als deze studenten die kennis niet alsnog opdoen,” aldus Baars. “Maar ook over het gebrek aan kennis bij studenten die nu geneeskunde studeren, maken wij ons grote zorgen.” Klinische genetica is als verplicht vak opgenomen in het basiscurriculum geneeskunde. Het bestudeert de erfelijke factoren van ziekten en richt zich op de kansbepaling op een erfelijke aandoening. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om ziekten als hypercholesterolemie, een genetisch bepaald verhoogd cholesterolgehalte in het bloed, kanker, aangeboren afwijkingen als het syndroom van Down, diabetes en taaislijmziekte. Met genetische kennis kunnen deze ziekten voorkomen worden of effectiever behandeld worden. De kennisontwikkeling in de klinische genetica gaat erg snel, de technieken daartoe worden steeds geavanceerder. “De kennisoverdracht aan geneeskundestudenten hierover moet dus echt verbeteren,” aldus Marieke Baars. “Anders missen zij essentiële ontwikkelingen waar een patiënt enorm gebaat mee kan zijn, zo niet het leven kan redden.” Bron: VUMC

Recente artikelen