Diagnostiek trombosebeen nog onvoldoende
ArrayOnderzoekers van het UMC Utrecht hebben aangetoond dat een methode die vaak in ziekenhuizen wordt gebruikt om een trombosebeen uit te sluiten niet werkt in de huisartsenpraktijk.
Met huidige methode die ontwikkeld is voor het ziekenhuis, maar die ook in de huisartsenpraktijk wordt toegepast, zou een onacceptabel hoog percentage patiënten met trombosebeen niet worden herkend door de huisarts en dus niet worden doorverwezen naar het ziekenhuis. Dat blijkt uit onderzoek dat woensdag wordt gepubliceerd in het tijdschrift Annals of Internal Medicine.
Jaarlijks komen 150.000 mensen in Nederland bij de huisarts met een rood, gezwollen en/of pijnlijk onderbeen. De huisarts kan op grond van deze klachten niet goed onderscheiden of het werkelijk een trombosebeen betreft of slechts een spierscheurtje of huidinfectie.
De onderzoekers Moons, Hoes en Oudega hebben aangetoond dat de werkwijze die is ontwikkeld om in het ziekenhuis onderscheid te maken tussen de aan- en afwezigheid van een trombosebeen, niet werkt in de huisartsenpraktijk. Strikte toepassing van deze methode zou betekenen dat twaalf procent van de patiënten met klachten van een trombosebeen niet wordt doorverwezen, met alle gevolgen van dien.
Dezelfde onderzoekers hebben daarom een nieuwe werkwijze voor de huisarts ontwikkeld waarmee in een kwart van de gevallen een trombosebeen veilig kan worden uitgesloten. Hierdoor hoeven veel minder patiënten onnodig naar het ziekenhuis worden doorgestuurd voor belastend onderzoek en behandeling. Deze methode bestaat uit een korte vragenlijst met zeven vragen en een eenvoudige bloedtest en wordt inmiddels door 250 huisartsen in drie Nederlandse regio’s getoetst.
Bron: MedNet/UMC Utrecht