Orale thrombine-blokkers: ze komen er aan.
ArrayXimelagatran wordt een serieuze concurrent van sintrom.
Op de eerste ochtend van het congres was er een interessante sessie over de toekomst van de anticoagulantia. Sprekers waren internationale toppers op dit gebied, zoals Lars Wallentin (Zweden) en Freek Verheugt uit Nijmegen. Vanzelfsprekend ging het met name over de orale directe thrombine antagonist ximelagatran, maar ook zijn ‘broertje’ dabigatran en de andere soorten nieuwe anticoagulantia zoals fondaparinux kwamen aan bod. In dit artikel wordt alleen ximelagatran beschreven. De rationale voor het zoeken naar alternatieven voor sintrom/wararine ligt voor de hand. De krappe therapie-breedte is logistiek niet alleen lastig, maar levert ook gevaren op voor de patiënt, zowel bij een te hoge als bij een te lage INR. Uit onderzoek is gebleken dat maar liefst 46 % van de patiënten naast warfarine een geneesmiddel gebruikt dat de INR beïnvloedt. Ximelagatran is een orale directe thrombine remmer. Deze groep geneesmiddelen heeft als voordeel dat ze nauwelijks tot geen interactie hebben met voeding of met andere geneesmiddelen. Daarnaast hebben ze een vaste dosering, die niet van patiënt tot patiënt hoeft te worden aangepast. Inmiddels zijn de eerste studies over preventie van diep veneuze trombose na orthopedische operaties, over preventie van CVA´s bij atriumfibrilleren (AF) en over post-infarct patiënten gepubliceerd.
In de ESTEEM studie (Lancet ´03) werd onderzocht of ximelagatran een toegevoegde waarde heeft in de zes maanden na een acuut myocardinfarct (AMI). Het idee hierachter is dat na een AMI er nog een verhoogde coagulatie status is gedurende 3 tot 6 maanden. In deze studie is ascal alleen vergeleken met ascal + ximelagatran. Wat betreft mortaliteit was er geen verschil tussen de twee behandelgroepen. Wel was het aantal re-infarcten lager in de met ximelagatran behandelde groep. Opvallend is dat dit een dosis-onafhankelijk effect is. Al in de laagste dosering (2 dd 24mg) werd dit effect bereikt. Wat betreft het optreden van bloedingen was er wel een dosis-effect relatie. Gemiddeld over alle groepen steeg het percentage patiënten met een ‘major bleeding’ van 0,9% (alleen Ascal) naar 2,0% (ascal + ximelagatran). Daarnaast hadden patiënten die ximelagatran kregen een significante stijging van het ALAT in de eerste maanden. Dit was altijd voorbijgaand. Slechts een enkeling had ook een stijging van het bilirubine. In de SPORTIF studies is onderzocht of ximelagatran net zo effectief is als warfarine in het voorkomen van preventie van thrombo-embolische processen bij atriumfibrilleren. Mede door de bovengenoemde nadelen wordt warfarine te weinig voorgeschreven aan patiënten met AF. Gemiddeld krijgt maar 60% van de patiënten met AF warfarine; boven de 85 jaar is dit percentage zelfs 35%. In deze sessie werd een gecombineerde analyse van de SPOTIF III en V besproken. Deze studies hebben exact dezelfde opzet, met één verschil: de SPORTIF III (Lancet ’03) was een open label studie, en de SPORTIF V (JAMA ’05) een geblindeerde. In deze studies bleken ximelagatran en warfarine zeer vergelijkbaar: de incidentie van een bloedig CVA, een ischemisch CVA en systemische trombo-embolische complicaties was gelijk in beide groepen. Ook het aantal ‘major bleedings’ verschilde niet. Wel waren er in de ximelagatran groep minder ‘minor bleedings’. Er werd aangeraden om ximelagatran niet te geven aan patiënten die voor de start van de therapie al leverziektes en/of een verhoogd ALAT hebben. Daarnaast werd geadviseerd om de leverfuncties de eerste maanden regelmatig te controleren. Ximelagatran moet worden gestopt bij een ALAT van 5x de bovenwaarde, of bij een 4 weken lang persisterend ALAT van 3x de bovenwaarde. Concluderend kan worden gesteld dat ximelagatran een hoopvolle toekomst heeft. De eerste studies laten een effect zien waarbij het vergelijkbaar is met warfarine, zonder dat INR-controles nodig zijn. Als de toekomstige studies net zo positief blijven, wordt ximelagatran een serieuze concurrent van sintrom.
Bron: cardiology.nl door Dr. L.J. Wagenaar, Antonius Ziekenhuis, Nieuwegein