Reactie van de Nederlandse Public Health Federatie

Array

Reactie van de Nederlandse Public Health Federatie op de begroting van het ministerie van VWS Zieker door de nieuwe zorgverzekeringswet?
Het huidige kabinet heeft de afgelopen jaren extreem gesneden in het ziekenfondspakket dat nu de basis vormt voor de nieuwe basisverzekering. Denk hierbij aan het schrappen van fysiotherapie, de anticonceptiepil en de gebitscontrole voor volwassenen. De NPHF, maar ook andere organisaties, hebben toen forse bezwaren geuit. De NPHF heeft erop aangedrongen dat de consequenties van deze uitholling van het pakket worden geëvalueerd op het effect op de gezondheid van burgers. Vooralsnog is hier geen uitsluitsel over gegeven en de NPHF vraagt hiervoor wederom de aandacht van het kabinet. De nieuwe Zorgverzekeringswet moet enerzijds de zorg betaalbaar en toegankelijk houden en anderzijds de burger, zorgaanbieder en zorgverzekeraar meer keuze- en kostenbewust maken. De nieuwe Zorgverzekeringswet genereert een woud aan nieuwe regels en een ingewikkelde inkomensreparatie via de zorgtoeslag. Al met al lijkt de opzet van de nieuwe Zorgverzekeringswet te bureaucratisch, terwijl dit kabinet voortdurend aandringt op deregulering.
De burger zal zich afvragen of hij de regels ooit gaat snappen, wat zijn plichten zijn (zonder zorgverzekeringsovereenkomst volgt een boete) en welke verzekeraar – al dan niet via collectieve contracten – de beste prijskwaliteit verhouding levert. Zal de burger kiezen voor een hoog eigen risico om de maandelijkse last in eerste instantie te verlagen? Gaat de nominale premie in combinatie met een hoog eigen risico leiden tot het uitstellen van de zorgbehoefte? Het nu uitstellen van een ogenschijnlijk kleine zorgbehoefte kan op termijn grote gevolgen hebben. Er bestaat een risico dat mensen te lang wachten met het doktersbezoek en daardoor eerder in aanmerking komen voor (veel duurdere) behandeling of doorverwijzing naar ziekenhuis. De NPHF vraagt aandacht van het kabinet voor het monitoren van de effecten van de nieuwe wet op de toegankelijkheid van de zorg en de kwaliteit van leven.
Collectieve preventie loskoppelen van geestelijke gezondheid baart zorgen
Het kabinet wil de AWBZ terugbrengen naar haar oorspronkelijke doelstellingen, namelijk een verzekering tegen zware medische risico’s. Dit gaat gepaard met de overheveling van middelen naar de rijksbegroting of naar de gemeenten. In de uitwerking van dit besluit wil het kabinet de middelen voor de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ) overhevelen naar de WMO. Deze middelen worden nu verstrekt in het kader van de Wet op de Collectieve Preventie Volksgezondheid. De NPHF vindt overheveling van middelen voor OGGZ naar de WMO ongewenst, omdat de doelen en de sturingsconcepten in beiden wetten van elkaar verschillen. De WCPV gaat over collectieve preventie en de WMO gaat over participatie ofwel publieke gezondheid versus individueel welbevinden. De WCPV gaat uit van het collectief belang en de WMO werkt op geleide van een individuele vraag. Door het vermengen van geld kan voldoende budget voor de uitvoering van OGGZ-taken vanuit de WMO niet worden gegarandeerd, omdat in de WMO het geld niet wordt geoormerkt. Individuele korte termijnvragen concurreren met preventie projecten: jongeren die ernstig overlast veroorzaken versus burgers die geen overlast veroorzaken maar wel aandacht en zorg nodig hebben. De laatste groep kan buiten de boot vallen.
Mensen die nog geen directe hulpvraag hebben, maar wel baat hebben bij zorg en aandacht, horen niet buiten de boot te vallen. Meerdere partijen dragen verantwoordelijkheid op dit terrein. Gemeenten, GGD-en, scholen, politie, bureaus Jeugdzorg, peuterspeelzalen, verloskundigen en welzijns- en ouderenwerkers moeten meer met elkaar in overleg hoe dat te doen. Daarover is veel kennis, maar zeer weinig (gedwongen of door VWS en Biza aangestuurde) samenwerking. Door te investeren in vroegtijdige, preventieve hulp bespaart de overheid op latere termijn hoge kosten aan bijvoorbeeld geestelijke gezondheidszorg, werkloosheidsuitkeringen en gevangenisverblijf.
Het kabinet moet de bereidheid voor preventie bij verzekeraars stimuleren
De minister vindt dat zorgverzekeraars meer over moeten hebben voor gezondheidsbehoud en het bevorderen van gezondheid van hun verzekerden. De zorgverzekeraars zijn geïnteresseerd, maar uiterst voorzichtig omdat hun verzekerden per jaar kunnen besluiten met een andere verzekeraar een nieuw contact af te sluiten. Investeren in hun verzekerden is alleen interessant als het effect van het aangebodene ook daadwerkelijk zichtbaar wordt in een lagere schadelast.
Het kabinet laat het succes van haar preventiebeleid mede afhangen van de mate waarin zorgverzekeraars effectieve preventie leveren. Zonder regelingen, afspraken en prikkels voor de zorgverzekeraars zullen zorgverzekeraars alleen bereid zijn om in preventie te investeren als een vorm van klantenwerving en niet vanwege de gezondheidsresultaten. Het opnemen van preventie in de pakketten zal de door alle partijen gewenste extra aandacht voor preventie in de curatieve zorg (o.a. eerstelijn) stimuleren. Als preventie wordt opgenomen in (aanvullende) financiering en zorgverleners dus (extra) betaald krijgen voor extra preventietaken, zal dat de uitvoering van preventie in de zorg vergroten.
De NPHF vindt dat het kabinet met de zorgverzekeraars tot afspraken moet komen over het inbedden van preventie in hun verzekeringspakketten. Dit kan een bijdrage zijn aan meer preventie. Wel brengt dit het risico met zich mee dat niet alle Nederlanders in gelijke mate van preventie kunnen profiteren, vanwege verschillen in verzekeringspakketten. De verantwoordelijkheid voor gelijke kansen op gezondheid blijft bij de overheid liggen.
De NPHF vraagt aan de rijksoverheid een Preventiefonds op te richten, waarmee effectieve preventie-interventies sneller ingevoerd kunnen worden in het basis- of aanvullende pakket. Via het Preventiefonds zijn deze interventies voorzien van een adequate financiering.
Een snelle wisseling van regie is ongewenst
Het kabinet heeft de neiging om veel van haar regiefuncties momenteel bij het RIVM neer te leggen. De randvoorwaarden zijn niet helder. Momenteel is niet duidelijk wie de verantwoordelijkheid voor regievoering en aansturing heeft en de gevolgen daarvan zijn zichtbaar. Op 17 juni 2005 staat in Medisch Contact dat 6% van de Amsterdamse zwangere vrouwen niet beschermd is tegen rode hond. Niet duidelijk is wie hier beleid op maakt en wie het vaccinatieprogramma bijstelt. Ook is het onduidelijk wie de regie neemt voor het verhogen van het percentage vrouwen met een zwangerschapswens dat foliumzuur gebruikt. De verantwoordelijkheden van het RIVM, de rijksoverheid en andere betrokken partijen zijn blijkbaar nog niet goed vastgesteld. Hier moet wat aan worden gedaan. Het RIVM krijgt extra budget voor het overnemen van regietaken en het instellen van expertisecentra, zoals een centrum voor bevolkingsonderzoek en ketenzorg, een centrum voor jeugdgezondheid en een centrum voor gezondheid, milieu en veiligheid. Is het RIVM wel instaat om een zorgvuldige uitvoering van de regie en de expertisetaak zo snel over te nemen?
Kennismanagement zonder plan is riskant
Kennisontwikkeling voor VWS beleid en vernieuwingen in de zorg en preventie blijft noodzakelijk. Het kabinet wil de kennisontwikkeling vooral via het RIVM en intermediaire organisaties zoals ZonMw en NWO uitbesteden. Praktijk en beleidsgericht onderzoek dat niet goed past binnen de beoordelingscriteria van ZonMw en NWO valt nu buiten de boot. Het kabinet heeft besloten het FondsOGZ op te heffen en het ministerie wil af van het rechtstreeks subsidiëren van beleidsgericht onderzoek. De NPHF vindt dat de minister haar opdracht aan ZonMw inclusief bijbehorende middelen moet verruimen om een breder palet van innovatief beleid en praktijkgericht onderzoek te subsidiëren. Ook de beoordelingscriteria moeten voor dit type onderzoek worden bijgesteld.
Een verdere doordenking van de vraag waarom mensen met een lage opleiding en laag inkomen eerder ziek zijn en eerder dood gaan wordt onvoldoende aangepakt. Hier kan de sleutel liggen om iedereen qua omgevingsfactoren gelijke gezondheidskansen te geven. Het ontbreekt aan een notie over ontstaansprocessen: waarom worden we dikker, waarom gaan vrouwen en de jeugd meer roken? Er moet, ook door intermediaire organisaties, blijvend worden geïnvesteerd in wetenschappelijk onderzoek naar de causaliteit van gezondheidsdeterminanten en naar de kennisinfrastructuur. Ook moet er aandacht blijven voor de noodzaak van implementeren van evidente kennis ondermeer door scholing. Er is een grote hoeveelheid kennis die niet terecht komt waar het hoort, zoals bij beroepsbeoefenaren. Hun kennis vergroten komt uiteindelijk ten bate van de gezondheid van de burgers.
Zonder sturing is werken aan gezondheid vrijblijvend
Ook in Nederland is een goede gezondheid niet vanzelfsprekend. Opleiding en inkomen zijn vanaf de geboorte bepalend voor de verdere levensloop en de kansen op gezondheid. In Nederland worden mensen met lage inkomens en een laag opleidingsniveau eerder ziek en gaan eerder dood. Het kabinet hoort maatregelen te nemen om de gezondheid van alle burgers te behouden en te bevorderen. Juist de collectieve maatregelen aangestuurd vanuit de WCPV kunnen een bijdrage hieraan leveren. Het vergt dan wel een herziening op het denken van de rijksoverheid over de eigen verantwoordelijkheid van de burger. De burger is pas verantwoordelijk voor zijn eigen gezondheid als hij over de informatie en vaardigheden beschikt om de gezonde keuze te maken en in een omgeving woont en werkt waar de gezonde keuze meer vanzelfsprekend is. Het uitzichtloos wonen in een achterstandswijk zonder werk of met een laaggeschoolde baan biedt niet de stimulerende prikkels die nodig zijn voor gezond gedrag. Integraal beleid op het gebied van zorg, wonen, welzijn, sport, veiligheid en preventie is hiervoor noodzakelijk.
Daarbovenop vormen onrust en onzekerheid risicofactoren voor gezondheid. De huidige stelselwisseling en de voortdurende verbouwing van het huis van gezondheid geeft de bewoners weinig rust. Worden we er samen wel beter van? De NPHF heeft gegronde twijfels.

Redactie Medicalfacts/ Janine Budding

Ik heb mij gespecialiseerd in interactief nieuws voor zorgverleners, zodat zorgverleners elke dag weer op de hoogte zijn van het nieuws wat voor hen relevant kan zijn. Zowel lekennieuws als nieuws specifiek voor zorgverleners en voorschrijvers. Social Media, Womens Health, Patient advocacy, patient empowerment, personalized medicine & Zorg 2.0 en het sociaal domein zijn voor mij speerpunten om extra aandacht aan te besteden.

Ik studeerde fysiotherapie en Health Care bedrijfskunde. Daarnaast ben ik geregistreerd Onafhankelijk cliëntondersteuner en mantelzorgmakelaar. Ik heb veel ervaring in diverse functies in de zorg, het sociaal domein en medische-, farmaceutische industrie, nationaal en internationaal. En heb brede medische kennis van de meeste specialismen in de zorg. En van de zorgwetten waaruit de zorg wordt geregeld en gefinancierd. Ik ga jaarlijks naar de meeste toonaangevende medisch congressen in Europa en Amerika om mijn kennis up-to-date te houden en bij te blijven op de laatste ontwikkelingen en innovaties. Momenteel ben doe ik een Master toegepaste psychologie.

De berichten van mij op deze weblog vormen geen afspiegeling van strategie, beleid of richting van een werkgever noch zijn het werkzaamheden van of voor een opdrachtgever of werkgever.

Recente artikelen