Correlatie tussen tandverlies en veroudering

Array

Deense wetenschappers hebben bij 573 ouderen van 70 jaar geteld hoeveel gezonde tanden ze nog hadden. Vervolgens werd de algehele gezondheid van de deelnemers na vijf, tien, vijftien en twintig jaar gecontroleerd. Er bleek een verband te zijn tussen de hoeveelheid tanden die ze nog hadden en hun gezondheid.

Meer dan 40 procent van de deelnemers had helemaal geen eigen tanden meer. Ouderen hadden een verhoogde kans op gezondheidsproblemen als zij nog maar weinig van hun eigen tanden bezaten. Zo hadden ze meer moeite met lopen en was er een grotere kans op sterfte.

De onderzoekers kunnen nog geen goede verklaring voor de resultaten geven. Het kan zijn dat een slechte mondgezondheid op een algehele slechte verzorging wijst. Maar verder onderzoek zal moeten uitwijzen wat het verband precies inhoudt.

Eerder was al het verband aangetoond tussen osteoporose en tandverlies. Uit een onderzoek van een aantal Japanse tandarts-radiologen bleek dat er een duidelijk verband bestaat tussen de menopauze bij de vrouw en tandverlies. Zij laten aan de hand van 269 personen, 170 vrouwen en 99 mannen, zien dat bij vrouwen over het algemeen het aantal gebitselementen na het vijfde decade plotseling sterk achteruitgaat. Op de leeftijd van ongeveer 55 jaar hadden de vrouwen gemiddeld nog 24 tanden en kiezen; 10 jaar later was dat afgenomen naar 15,7. Bij mannen was deze achteruitgang niet aanwezig (Oral Surg Oral Med Oral Pathol Oral Radiol Endod 1995; 79: 127-32).

De Japanners hadden van alle onderzochte patiënten een of meer panoramische röntgenfoto's ter beschikking. Aan de hand daarvan bekeken zij of er een verband bestond tussen het tandverlies en de botdichtheid. Als maat voor de botdichtheid bepaalden zij op de röntgenfoto de breedte van de cortex van de onderkaak ter hoogte van het foramen mentale ('mandibular cortical width'). Het bleek dat vrouwen die in hun zevende decade 15 of meer gebitselementen hebben een duidelijk dikkere cortex bezitten dan degenen met minder tanden of kiezen. Dat wijst erop dat de botdichtheid bepalend is voor het tandverlies.

De afname van de mandibulaire botmassa kan ook het gevolg zijn van het tandverlies; zoals bekend, leidt verlies van gebitselementen eveneens tot botresorptie. De Japanners zijn echter van mening dat het verband tussen de menopauze en het tandverlies zo evident is dat de osteoporose primair moet zijn. Ze noemen ook nog andere gevolgen van osteoporose voor het gebit: vergevorderde parodontale afwijkingen en een snelle resorptie van de kaakwallen.

De problemen van osteoporose spelen vooral bij vrouwen, omdat bij hen na de menopauze de invloed van het oestrogeen hormoon wegvalt. Dit effect is bijvoorbeeld heel duidelijk te zien aan de sterfte ten gevolge van hart- en vaatziekten bij de vrouw. Vóór de menopauze is het risico op een dergelijke aandoening voor vrouwen slechts eenderde van dat van de man. Een hartinfarct bij een vrouw onder de vijftig is dan ook een zeldzaam fenomeen. Na de menopauze neemt de sterfte aan hart- en vaatziekten bij de vrouw sterk toe, om uiteindelijk zelfs die voor mannen te benaderen. Dat komt, omdat het remmend effect van oestrogeen op de aderverkalking dan weggevallen is (Ned Ts Geneesknd 1992;136:1197-200).

Recente artikelen