TU/Delft ontwikkelt betere training voor kijkoperaties

Array

sanne-04Onderzoeker Sanne Botden heeft de trainingsmethoden van chirurgen voor kijkoperaties verbeterd. Bij kijkoperaties worden nu nog relatief veel fouten gemaakt. Op woensdag 1 april promoveert Botden aan de TU Delft.Kijkoperaties (laparoscopie) zijn snel populair geworden in ziekenhuizen maar vergen heel andere handvaardigheden dan ‘gewone chirurgie’. De Inspectie voor Gezondheidszorg rapporteerde in 2007 dat kijkoperaties te gemakkelijk worden toegepast. Te veel chirurgen onderschatten de risico’s en complicaties. Het merendeel van deze complicaties vloeit voort uit gebrek aan training.

Om de training te verbeteren, zijn er verschillende simulatoren verkrijgbaar, zoals ‘boxtrainers’ en Virtual Reality (VR) of Augmented Reality (AR) simulatoren. Boxtrainers hebben een realistische ‘haptische feedback’ (gevoel en weerstand van weefsel), maar geen objectieve beoordeling van vaardigheden. VR-simulatoren geven wel een objectieve beoordeling, maar missen de realistische haptische feedback.
Augmented Reality is een nieuwe manier van simulatie, waarbij de fysieke realiteit wordt gecombineerd met VR. Er is realistische haptische feedback omdat de chirurg met echte materialen en instrumenten oefent en door positiebepaling van de instrumenten is er tevens een objectieve beoordeling mogelijk.

Augmented reality
Wetenschapper en arts Sanne Botden is werkzaam bij de afdeling Chirurgie in ‘Het Catharina-ziekenhuis’ in Eindhoven. In dit opleidingsziekenhuis worden diverse simulatoren gebruikt tijdens het vaardigheidsonderwijs in het skillslab. Botden vergeleek de waarde van verschillende simulatoren bij chirurgisch hechten. Dat AR-simulatoren realistische haptische feedback geven, werd door zowel ervaren als onervaren laparoscopisten gezien als een essentiele eigenschap.

Het algoritme dat bij VR-hechtmodules wordt gebruikt, is onrealistisch, waardoor de naald en draad zich heel anders gedragen dan in het echt. Bij de AR-simulatoren is dit geen probleem, aangezien er met echt weefsel, hechtmateriaal en instrumenten wordt getraind.

‘Een ander belangrijk aspect is het geven van feedback over de vaardigheid. De objectieve beoordeling die door veel simulatoren wordt gegeven, is gebaseerd op tijd, padlengte en vloeiendheid van bewegingen. Maar hieruit kan je niet halen waar de verbeterpunten liggen. Daarom wilden we een beoordelingsmethode die precies vertelt waar de problemen zitten tijdens de training’, zegt Botden.

‘Om dit te ontwikkelen hebben we bij een bestaande hechtmodule op de ProMIS AR-simulator een aantal aanpassingen gedaan. Hierbij werden tijdens de oefening aanwijzingen voor een correcte chirurgische knoop op het scherm getoond, en na afloop ook de beoordeling van de oefening. De beoordeling werd berekend uit twee parameters: ‘tijd gespendeerd in het juiste gebied’ en ‘kwaliteit van de knoop’. Het juiste gebied werd daarbij gevisualiseerd door een kooi op het scherm. Hierdoor leerden de chirurgen-in-opleiding in een beperkte ruimte te hechten.

De nieuwe (beoordelings)methode bleek succesvol. Achttien onervaren deelnemers bleken na slechts acht keer oefenen allemaal een goede chirurgische knoop te kunnen maken, terwijl ze in een beperkt gebied bleven.

Meer verbeteringen nodig
Verder heeft Botden in haar onderzoek een kunstmatig model van de bovenbuik ontwikkeld, dat uiteindelijk in een AR-simulator geïmplementeerd kan worden. Dit met het doel om de dierlijke modellen te vervangen, die op veel plaatsen nog worden gebruikt.

Botden: ‘De training voor kijkoperaties is al heel wat verbeterd sinds het kritische rapport van de Inspectie van Gezondheidszorg, maar ik denk dat er nog steeds verbeteringen nodig zijn. Nu wordt de training nog per regio geregeld, maar het zou veel gestructureerder zijn als het centraal zou gebeuren.’

‘Er is bovendien nog geen einddoel gedefinieerd, dat behaald moet zijn voordat de chirurg op patienten mag opereren. Dat zou wel moeten, vooral omdat hiervoor nu verschillende objectieve beoordelingsmethoden zijn ontwikkeld. Verder moet er goed worden gekeken naar welke simulatoren voor welk doeleinde worden gebruikt. Je moet bijvoorbeeld geen VR-simulator gebruiken voor de hechttraining.’

Bron: TU Delft

Recente artikelen