Ruim eenderde van de ouders wil liever geen kind met hiv in de klas
ArrayRuim eenderde van de ouders heeft liever geen kind met hiv in de klas van zijn of haar kind. Meer dan een op de tien docenten heeft liever geen collega met hiv. Dit blijkt uit een nieuw onderzoek van TNS-NIPO in opdracht van het Aids Fonds. De angst dat kinderen geïnfecteerd zouden kunnen worden door een medeleerling of een docent is niet nodig, zeggen het Aids Fonds en de Hiv Vereniging Nederland.
In de normale dagelijkse omgang is het risico op een hiv-infectie namelijk uitgesloten. Toch zorgen de vaak emotionele reacties ervoor dat veel ouders van hiv-positieve kinderen ervan afzien te vertellen dat hun kind hiv heeft. Docenten die openlijk voor hun hiv-infectie durven uit te komen zijn er ook nauwelijks. Op 22 maart overhandigt de 15-jarige seropositieve Brenda de gids ‘Positief leert’ aan ex-minister van Onderwijs Ronald Plasterk. Plasterk en Brenda zijn samen nieuwe gezichten in de Aids Fonds-campagne ‘Sluit hiv uit, niet de mensen met hiv’.
Misverstanden over hiv
Het Aids Fonds roept iedereen op zijn kennis en houding op het gebied van hiv te testen op www.hoepositiefbenjij.nl. Er bestaan immers nog veel misverstanden op het gebied van hiv. Zo denkt één op de zeven onderwijsmedewerkers en één op de vijf ouders dat een kind risico loopt op besmetting als het stoeit of wilde spelletjes speelt met een klasgenoot met hiv. De meerderheid (86 procent van de ouders en 89 procent van de onderwijsmedewerkers) schat in dat er een risico is op besmetting wanneer ze in aanraking komen met het bloed van de klasgenoot met hiv. Infectie is echter alleen mogelijk bij intensief wond-op-wond contact, waarbij sprake is van veel bloedverlies. Daarnaast hanteren alle scholen en kinderdagverblijven bij eerste hulpverlening de gebruikelijke protocollen voor hygiene.
Inlichten hiv-status
Een overgrote meerderheid in Nederland vindt dat de schooldirectie en de docent moeten worden ingelicht als er een kind met hiv in de klas komt. De helft van de leraren vindt dat ook medeleerlingen in dezelfde klas en hun ouders moeten worden ingelicht. Het Aids Fonds en de Hiv Vereniging Nederland benadrukken dat hier geen reden voor is, omdat klasgenoten en docenten geen gevaar lopen geïnfecteerd te raken. Er is geen verplichting om over de hiv-status te vertellen. En als iemand het toch vertelt dan mogen directie en docenten dit niet zonder toestemming van betrokkenen aan anderen doorvertellen. Dit is wettelijk vastgelegd.
‘Positief Leert’
Toch wordt het leven voor mensen met hiv aangenamer als ze geen geheim hoeven te maken van hun hiv-status. De Hiv Vereniging Nederland heeft de gids Positief leert geschreven voor scholen die te maken krijgen met ouders, kinderen of onderwijskrachten die bekend (willen) maken dat ze hiv-positief zijn. De overhandiging van de gids door de vijftienjarige hiv-positieve Brenda aan Plasterk vindt plaats tijdens een bijeenkomst met 150 leerlingen van ROC Mondriaan in den Haag. Op de poster van Brenda die het Aids Fonds speciaal voor scholieren heeft laten maken staat de tekst: ‘Ik ben hiv-positief. Wil je nu nog naast me zitten in de klas?’
‘Sluit hiv uit, niet de mensen met hiv’
Doel van de Aids Fonds-campagne is bewustwording rond de voortdurende stigmatisering van mensen met hiv, zowel door hoog- als door laagopgeleide mensen. Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat irreele angst leidt tot een negatieve houding ten aanzien van mensen met hiv. De directe aanleiding voor de Aids Fonds-campagne is een onderzoek uit 2008 onder mensen met hiv in Nederland dat aantoont dat zonder uitzondering alle deelnemers ooit negatieve reacties hebben ervaren. Belangrijke uitingsvormen van stigma zijn: verwijt, meer fysieke afstand, vermijding, buitengewone hygienische maatregelen, onverschilligheid en uitsluiting.
Presentatoren Sophie Hilbrand en Jeroen Pauw, voetballer Ryan Babel, tattoo-artist Henk Schiffmacher, politicus Ronald Plasterk en de 15-jarige Brenda verlenen hun medewerking aan de campagne.
Voor het TNS-NIPO-onderzoek in opdracht van het Aids Fonds zijn in totaal 1.119 Nederlanders ondervraagd, 217 ouders en 345 onderwijsmedewerkers.