Stresshormoon verbetert nadenken
Ernstige stress zorgt ervoor dat je minder goed kunt nadenken. Onderzoek van het UMC Utrecht en de Radboud Universiteit Nijmegen laat zien dat het stresshormoon cortisol niet bijdraagt aan dit effect, maar het juist tegengaat. Het tijdschrift the Proceedings of the National Academy of Sciences publiceerde de resultaten op 21 maart.
Om te onderzoeken hoe cortisol het brein beïnvloedt, werd de hersenactiviteit van 72 proefpersonen gemeten in de MRI scanner. Cortisol heeft zowel snelle als langzame effecten die van elkaar verschillen. Daarom werden de proefpersonen in drie groepen verdeeld. Eén groep kreeg cortisol vier uur voor het scannen (om de langzame effecten te meten), één groep kreeg cortisol een half uur voor het scannen (om de snelle effecten te meten) en één groep kreeg een placebo ter controle. In de scanner kregen de proefpersonen een lastige werkgeheugentaak te doen, waarvoor de prefrontale cortex nodig is.
Cortisol verbetert de prestaties
Wat bleek? De mensen die cortisol vier uur voor de taak hadden gekregen presteerden beter dan de andere twee groepen. Ze reageerden sneller, maakten minder fouten en hun hersenactiviteit in de prefrontale cortex was hoger. ‘Een opmerkelijk resultaat’, constateert onderzoekster Marloes Henckens.
De uitkomsten sluiten overigens aan bij eerder onderzoek dat Henckens en haar collega’s in september 2010 publiceerden in de Journal of Neuroscience. ‘Onze resultaten lijken erop te wijzen dat cortisol een cruciaal hormoon is in het herstel van stress; dat men er weer bovenop komt.’
Bovendien blijkt uit deze studie dat het een groot verschil maakt wanneer men de effecten van cortisol meet. Henckens: ‘De meeste onderzoekers proberen namelijk de directe effecten van cortisol vast te stellen en meten ze wanneer de hormoonniveaus het hoogst zijn. Dit onderzoek laat zien dat de langzame effecten minstens zo belangrijk zijn.’
Henckens doet met een NWO Top-Talent beurs onderzoek aan het Donders Institute for Brain, Cognition and Behaviour van de Radboud universiteit en aan het Rudolf Magnus Instituut van het UMC Utrecht. Prof. dr. Marian Joels van het UMC Utrecht was betrokken bij het onderzoek.
Bron: UMCU