Doorwerken tijdens je slaap
ArrayTijdens je slaap je brein aan het werk zetten zodat bij het ontwaken de oplossing daar is. Wie wil dat nou niet? Sociaal psychologe Simone Ritter heeft een manier gevonden. Haar onderzoek staat deze week in de online uitgave van het Journal of Sleep Research.
Slapend werken
Dat slaap een rol speelt bij het leren en het vastleggen van informatie in het geheugen, is al langer bekend. Maar slaap is ook van nut bij het verhogen van je creativiteit, ontdekte Ritter. Mensen die tijdens hun slaap blijven doormalen over een probleem, zijn de volgende ochtend beter in het vinden van een creatieve oplossing. Ritter slaagde erin een opdracht in het hoofd te houden door deelnemers tijdens hun slaap bloot te stellen aan een geur.
Vanillegeur
Aan het onderzoek namen 49 proefpersonen deel in de leeftijd van 18 tot 29 jaar. Â Ze kregen ’s avonds filmfragmenten te zien over vrijwilligerswerk in een ruimte subtiel geparfumeerd met een vanillegeur. Ze kregen ook een taak mee naar huis: ‘Morgenvroeg willen we van je weten hoe je mensen het best kunt motiveren voor vrijwilligerswerk.’ Een derde van de deelnemers sliep ’s nachts met de geur die verspreid werd in de filmruimte, een tweede groep rook een andere geur tijdens de slaap (een controlegeur) en de derde groep sliep zonder geur.
Filmfragmenten
De deelnemers gaven hun ideeen meteen na het opstaan door aan de onderzoekers. Een team van beoordelaars bekeek ze op creativiteit. Wat bleek: de groep die geslapen had met dezelfde geur die verspreid was bij het zien van de filmfragmenten had een significant hogere creativiteitsscore. Bovendien bleek deze groep ook beter te scoren op de vraag wat nu het creatiefste idee was dat ze hadden aangeleverd. Ze waren daarin twee keer zo goed als de andere groepen.
Muziek of kleur
Ritter: “Je zou het ook kunnen doen met muziek of kleur, maar die hebben storende bijeffecten, geur verspreid zich zonder dat het je uit je slaap houdt”. Ritter gebruikte voor haar onderzoek overigens geuren van het bedrijf ‘SmartNose’.
bron: Radboud Universiteit