ANT: opleidingen assisterend personeel baseren op risicoprofielen
ArrayImpuls voor veiligheid, duidelijkheid over taakdelegatie
Een impuls voor de kwaliteit en veiligheid in de tandartspraktijk en duidelijkheid over welke behandelingen voor taakdelegatie in aanmerking komen. Dat is de basis van het standpunt van de Associatie Nederlandse Tandartsen (ANT) over de vereiste opleidingsniveaus voor verschillende werkzaamheden van assisterend personeel in de mondzorg. De term tandartsassistent is een verzamelnaam geworden voor een breed scala aan functies, zonder duidelijke eisen waaraan assistenten moeten voldoen. “Patiënten weten niet meer wie bevoegd en bekwaam is”, legt ANT-voorzitter Jan Willem Vaartjes uit. “Het ontbreekt aan een professionele standaard.” De ANT pleit daarom voor maatwerk en heeft de werkzaamheden en behandelingen ingedeeld in drie risicocategorieën en daar opleidingseisen aan gekoppeld. Met de indeling van opleidingsniveau op basis van bevoegdheden en risicoprofielen schept de ANT duidelijkheid voor professionals en patiënten. “Patiënten hebben de garantie dat bevoegd ook daadwerkelijk bekwaam is.”
Net als voor tandartsen zelf, is belangrijk dat de kwaliteit en deskundigheid van assistenten is gewaarborgd. Tandartsassistenten vervullen een cruciale, faciliterende rol in tandarts- en orthodontiepraktijken. In de afgelopen jaren is de definitie van de werkzaamheden van de tandartsassistent heel divers geworden, variërend van louter assisteren tot het uitvoeren van zelfstandige behandelingen. Die verscheidenheid vraagt om een opleidingskader dat recht doet aan de variatie in taken en de risico’s, die daarmee gepaard gaan. De ANT heeft daarom een op de praktijk afgestemde beleidsvisie ontwikkeld, met als kern het stimuleren van de professionele ontwikkeling van assistenten en een heldere verantwoording van kwaliteit op basis van risicoprofielen.
Eén uniforme opleidingseis voor alle assistenten, namelijk MBO4, biedt slechts schijnzekerheid en wijst de ANT met kracht van de hand. Vaartjes: “Voor een groot aantal assistenten is dit gezien hun takenpakket overbodig, voor anderen zal dezelfde opleidingseis gezien hun werkzaamheden juist onvoldoende zijn.” De ANT is volgens Vaartjes niet tegen de MBO-4-opleiding tot tandartsassistent, maar wel tegen het verplicht stellen van deze opleiding voor al het assisterend personeel. “Er zou cijfermatig gezien een verkeerd beeld kunnen ontstaan van een groep assistenten waar de tandarts taken aan kan delegeren, omdat ze ertoe opgeleid zouden zijn. Een dergelijke misinterpretatie kan leiden tot verkeerde beleidsbeslissingen in de toekomst.”
Opleiding op maat
Basis voor de ANT-visie is het risico voor de patiënt van de verschillende werkzaamheden. De ANT pleit voor variabele opleidingseisen op basis van de mate van tandheelkundige risico’s bij afgebakende werkzaamheden. “Kortom, minder opleiding als het kan, méér als het nodig is”, licht Vaartjes toe. “Alleen met aantoonbare bekwaamheid bieden we de patiënt echt duidelijkheid en transparantie en bovenal echte kwaliteit en veiligheid. Het is dan immers duidelijk wat een specifieke assistent wel en niet mag doen en dat de assistent is opgeleid voor de handelingen die hij of zij verricht.”
In het ANT-voorstel kan een assistent zowel intern als extern opgeleid worden, afhankelijk van de werkzaamheden. Dit heeft voor alle partijen grote voordelen. Tandartsen kunnen assistenten selecteren uit een grotere arbeidsmarkt en er wordt geen kunstmatige schaarste gecreëerd. Na een gerichte opleiding zijn de assistenten bevoegd en bekwaam voor het uitvoeren van de specifiek beoogde taken. Voor de assistenten zelf is het grote voordeel dat ze snel aan de slag kunnen en zelf hun opleidingsniveau en functie kunnen kiezen, zonder daarbij op onnodige drempels te stuiten. Een opleiding op maat levert meer werkgelegenheid op voor verschillende opleidingsniveaus.