Weigering CBG om informatie te geven over verdovingsmiddel
ArrayWeigering College ter Beoordeling Geneesmiddelen om informatie te geven over verdovingsmiddel niet openbaar te maken onrechte niet kenbaar gemaakt
Uitspraak over de grotendeelse weigering door het College ter Beoordeling Geneesmiddelen (CBG) om informatie te verstrekken over het middel articaïne. Het gaat om een lokaal verdovingsmiddel dat veel door tandartsen wordt gebruikt. Bosscher Stichting, een stichting voor slachtoffers van lokale anesthesie, had om de informatie gevraagd. De stichting stelt zich ten doel het wetenschappelijk onderzoek te bevorderen naar klachten op het gebied van de gezondheid die worden toegeschreven aan het gebruik van lokaal anesthetica. Het omvangrijke verzoek van de stichting heeft betrekking op alle kennis en onderzoek en al het beleid over het middel articaïne vanaf 1967. De stichting vermoedt dat deze werkzame stof verantwoordelijk is voor een aantal onverwachte bijwerkingen. Het CBG is aan het verzoek gedeeltelijk tegemoet gekomen en heeft de Periodic Safety Update Reports (PSUR’s), Summery Bridging Reports (SBR’s) en beoordelingsrapporten over de PSUR’s openbaar gemaakt. Het CBG heeft de zogenoemde registratiedossiers niet openbaar gemaakt. Tegen de weigering deze dossiers openbaar te maken kwam de stichting eerder in beroep bij de rechtbank Rotterdam. Die oordeelde in september 2013 dat het CBG geen goed zicht had op de omvang van het verzoek. Daarom had het CBG eerst aan de stichting moeten vragen om duidelijker aan te geven op welke documenten haar verzoek precies betrekking had, aldus de rechtbank. Het CBG kwam tegen de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Die verklaarde zijn hoger beroep in november 2014 ongegrond en bepaalde dat het CBG opnieuw op het bezwaar van de stichting moest beslissen. Die uitspraak met zaaknummer 201309703/1 staat op de website. Naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak moest het CBG per categorie documenten beoordelen of die openbaar moet worden gemaakt, al dan niet door persoonsgegevens weg te lakken. Ook moest het CBG per niet openbaar gemaakte categorie motiveren om welke reden openbaarmaking wordt geweigerd. Het CBG heeft in februari 2015 een nieuw besluit genomen. De stichting is tegen dat nieuwe besluit in beroep gekomen bij de Afdeling bestuursrechtspraak. Zij is het er niet mee eens dat het CBG bijna 22.000 van de ruim 70.000 pagina’s integraal heeft geweigerd. Volgens haar ontbreekt een index van de geweigerde documenten, zodat haar beroep tegen de weigering wordt bemoeilijkt. Ook heeft het CBG openbaarmaking van veel documenten geweigerd, omdat deze bedrijfs- en fabricagegegevens zouden bevatten. Dat is volgens de stichting onwaarschijnlijk. Het CBG heeft niet voldaan aan de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak, aldus de stichting. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft de zaak op 2 februari jl. op zitting behandeld. Lees hier de gehele uitspraak van woensdag 13 april 2016
proceduresoort: Tussenuitspraak/bestuurlijke lus
rechtsgebied: Algemene kamer – Hoger Beroep – Wet openbaarheid van bestuur
inhoudsindicatie: