Afwijzingen Wet Langdurige Zorg verschillen per gemeente

Array

In 2016 wees het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) 11,3% van de aanvragen voor de Wet Langdurige Zorg (WLZ) af. Dat staat op haar website. Voor nul tot 17-jarigen is dat percentage 29,0% en voor 85-plusser 4,5%. Ondergetekende weet niet of het percentage van 11,3 procent hoog of laag is. Wat wel opvalt is dat het gemiddelde percentage per gemeente wisselt van enkele procenten tot een veelvoud van die 11,3%.

Grote verschillen

Het Centrum Indicatiestelling Zorg doet de indicatiestelling voor de WLZ vanuit regiokantoren in Amsterdam, Rotterdam, Nijmegen en Zwolle. Elk kantoor werkt voor een gebied met vele gemeenten. Uitsplitsing van de ruim 250.000 indicatiebesluiten in 2016 naar de woonplaats van de aanvrager levert grote verschillen op in afwijzingspercentages.

Congres

Deze verschillen komen aan de orde in een workshop die CIZ strategisch adviseur en arts Marcel de Krosse geeft op 15 maart. Hij doet dat tijdens het congres Kwaliteit en bekostiging van langdurige zorg in Utrecht. De Krosse wil in de workshop graag met deelnemers brainstormen over de vraag wat de oorzaken zijn van de genoemde verschillen tussen jongeren en ouderen en tussen gemeenten onderling.

Mogelijke verklaringen

Als wetenschapper die sinds 1990 indicatiestelling bestudeert, geeft ondergetekende alvast een aantal mogelijke verklaringen. Ik neem gemeenten A (met laag percentage) en B (met hoog percentage) als voorbeeld.

  1. Zorgprofessionals in gemeente A zijn goed op de hoogte waarvoor de WLZ wel en niet dient. Zij adviseren cliënten op een professionele manier. Aanvragers uit gemeente A krijgen zelden een afwijzing van het CIZ. In gemeente B zijn de professionals niet op de hoogte. Zij hanteren het principe: Niet geschoten is altijd mis. Het afwijzingspercentage is hoog.
  2. Gemeente A overlegt ieder kwartaal met medewerkers van het CIZ-regiokantoor over de afstemming tussen Jeugdwet, WMO en WLZ. Daar komt moeilijke casuïstiek aan de orde, waarover deze wetten niet duidelijk zijn. Door dit overleg daalt het percentage afwijzingen in de loop der tijd. Gemeente B heeft dit overleg niet: Daar ontstaat een van het kastje-naar-de-muur-situatie met veel afwijzingen over en weer bij de WMO, de Jeugdwet en de WLZ.
  3. In gemeente B probeert de wethouder de Jeugdwet en de WMO-begroting te drukken. Vaste regel is, dat jeugdige cliënten en WMO-cliënten eerst een WLZ-aanvraag indienen, voordat zij bij de Jeugdwet of de WMO mogen aankloppen. Het afwijspercentage is dan hoog. Dat is niet het geval in gemeente A die handelt zoals bij verklaring 1.
  4. In gemeente B bemoeit de gemeente zich niet met de indicatiestelling voor de WMO en de Jeugdwet. Zij laat dat over aan gecontracteerde aanbieders. Die kennen de weg bij de gemeente en declareren daar zo veel mogelijk. Bij uitzondering adviseren zij cliënten om een aanvraag te doen bij het CIZ. Het afwijzingspercentage bij de WLZ is bijzonder laag. Toch is hier geen sprake van een best practice. Gemeente A doet dit niet, is bezig zoals bij verklaring 1. Haar afwijzingspercentage is hoger dan in gemeente B.
Informatie

In de workshop op 15 maart komen wellicht nog meer verklaringen naar voren. Graag nodigen wij CIZ-medewerkers, zorgprofessionals van sociale domein en beleidsmedewerkers van gemeenten uit om zich te buigen over de indicatiestelling van de langdurige zorg binnen de WLZ, de jeugdwet en de WMO. Wil jij naar dit geaccrediteerde congres met vele workshops en tal van plenaire inleiders? Wil jij nieuwe kennis(sen) opdoen over kwaliteit en bekostiging van de zorg? Klik dan hier voor meer informatie en inschrijving.

Guus Schrijvers

Guus Schrijvers, Oud-Hoogleraar Public Health & Gezondheidseconoom

Guus Schrijvers (getrouwd met Els Zwaan, drie kinderen) werd op 24 juni 1949 geboren in Amsterdam als zesde kind in een katholiek onderwijzersgezin. Na het gymnasium B diploma behaald te hebben(1967) ging hij in Amsterdam economie studeren. Hij studeerde cum laude af (1973) bij prof. Wim Duisenberg op de na-oorlogse conjunctuurgolven en bij prof. Joop Hattinga Verschure op zelfzorgafdelingen in ziekenhuizen. In 1980 promoveerde hij in Maastricht op het onderwerp regionalisatie en financiering van de Engelse, Zweedse en Nederlandse gezondheidszorg. Een stelling uit zijn proefschrift werd zijn levensmotto: wie de kleine structuren niet eert, maakt de grote structuren verkeerd.

Hij promoveerde bij de grondlegger van de Nederlandse gezondheidseconomie prof. Lou Groot en bij genoemde Hattinga Verschure. Van 1974 -1984 was Schrijvers lid van de Gemeenteraad van Utrecht voor de Partij van de Arbeid. Hij ‘deed’ daar portefeuilles zoals Volksgezondheid, Welzijn, Cultuur en Financiën. Op 1 juni 1987 werd Schrijvers samen met prof. Joop van Londen hoogleraar Public Health bij de Medische Faculteit Utrecht. Dat betekende voor hem een switch van macro onderwerpen zoals de inrichting van het verzekeringsstelsel naar kleinschalige projecten zoals educatie van diabetespatiënten.

Uit een interview uit 1987 komt het citaat: ‘als de faculteit mij vraagt voor deze leerstoel, wil ik wat betekenen voor de faculteit. Dan geef ik de macro-onderwerpen op.’ Samen met Van Londen richtte hij zich in 1987 op innovaties in de thuiszorg en op ketenzorg bij chronische zieken. Later zou het die activiteiten onder de vlag disease management bundelen. Tien jaar kwam de belangstelling voor ketens in de spoedzorg erbij. Zijn kennis op dit terrein bundelde hij in het boek Moderne Patiëntenzorg in Nederland, dat hij in 2002 samen met de plaatsvervangend hoofdinspecteur drs. Nico Oudendijk voor de gezondheidszorg schreef.

Vanaf het eerste begin had het bevorderen van het onderwijs in de Sociale Geneeskunde en de Volksgezondheid zijn grote aandacht. Toen Van Londen en hij begonnen was er helemaal niets op dit terrein. Schrijvers: ‘Een grote triomf ervoer ik op 2 april 1994 toen na zeven jaar trekken en duwen de eerste medische studenten bij een GGD en een Arbodienst een verplicht co-schap Sociale Geneeskunde liepen.’

In 1999 kwam een nieuw curriculum voor de medische studenten tot stand. Tropenjaren volgden tot 2006 voor hem en zijn collega dr. Gerdien de Weert om alle uitbreidingen van het sociaal geneeskundige onderwijs bij te benen. Zijn collegestof bundelde hij in 1997 en na verschillende drukken in 2002 in het boek Een kathedraal van Zorg en in de Engelse variant daarvan Health and Health Care in the Netherlands.

Per 1 juli 2007 gaan de onderzoeksactiviteiten van Schrijvers over in de Unit Innovaties in de Zorg binnen het Julius Centrum, dat hij in 1996 met collega prof. Rick Grobbee oprichtte. Zijn aandacht blijft liggen bij Disease Management en Spoedzorg. Schrijvers: ‘Ik begrijp nog steeds niet helemaal hoe die kleine structuren binnen Disease management en spoedzorg precies functioneren. Er is tegenwoordig ook veel uitwisseling met collega’s in Noord Amerika en elders in Europa. Dat verrijkt het inzicht in hoge mate. Elk land is op dit terrein een laboratorium voor een ander land..Voorlopig heb ik mijn handen vol aan de nieuwe Unit. Toch zou ik nog twee boeken willen schrijven.Het ene krijgt als titel, De gemoderniseerde kathedraal van zorg. Het tweede boek moet gaan over ondernemersschap en gelijke toegang tot de zorg. Beide zijn belangrijk maar o zo moeilijk te combineren. Hierbij zou ik de kennis van macro econoom weer kunnen gebruiken.’

Als oud hoogleraar Public Health en gezondheidseconoom bij het UMC Utrecht. geeft hij met zijn nieuwe boek ‘Zorginnovatie volgens het Cappuccinomodel.’ zijn visie hoe de gezondheidszorg eruit zou kunnen zien in een maatschappij met schaarste aan zorg. Het boek is bestemd voor het middenkader van zorgorganisaties. Naast schrijver van boeken en artikelen over de gezondheidszorg is Guus lid van enkele stuurgroepen en begeleidingscommissies en geef ik lezingen en workshops.

Guus Schrijvers is voor voordrachten, dagvoorzitterschappen, interviews en onderzoeksopdrachten te bereiken via [email protected] en telefonische via zijn secretaresse Annet Esser op telefoonnummer 030 250 9359.

Recente artikelen