Eerste dag 35ste Mondiale GS1 Healthcare Conference

Standaarden belangrijke basis onder value based healthcare

Standaarden kunnen value based healthcare meetbaar en definieerbaar maken. In een zorgsysteem met veel belanghebbenden en uiteenlopende rollen geven standaarden aan data de eenduidigheid en betrouwbaarheid die nodig is om tot betere zorguitkomsten te komen. Dat bleek tijdens de openingsdag van de 35ste Mondiale GS1 Healthcare Conference, dinsdag 26 maart in Noordwijk.


Betere patiëntenzorg, minder kosten, verbeteren van gezondheid. Dat zijn de triple aim-doelen die centraal staan bij value based healthcare (VBH). Om die doelen te bereiken, is standaardisatie van data een kritieke onderliggende factor: om te begrijpen wat stakeholders in de zorg doen, om allemaal dezelfde taal te spreken.


Stakeholders zijn er genoeg: producenten, zorgverzekeraars, zorgaanbieders, stelde Karen Conway (VP healthcare value, GHX), leidster van een paneldiscussie over value based healthcare. Om hen samen te laten werken aan triple aim doelen, wat in een notendop de beste zorg tegen de laagst mogelijke kosten betekent, is goede data onmisbaar. “Daarvoor moeten iedereen dezelfde taal spreken en dezelfde definities gebruiken. Standaarden bieden deze eenduidige taal en definities om samen te komen tot de beste uitkomsten van zorg.”                                                                                    

Uitkomst-gebaseerde zorg: “Interactieve dashboards met klinische en niet-klinische informatie helpen artsen en patiënten samen te beslissen over de beste behandeling.”

We willen in Nederland toegroeien naar dergelijke uitkomst-gebaseerde zorg. Zo voeg je waarde toe aan de zorgketen, schetst Eric Hans Eddes, chirurg in het Deventer Ziekenhuis en algemeen directeur van het Dutch Institute for Clinical Auditing (DICA). “Toch sloeg value based healthcare tot nu toe in de praktijk maar beperkt aan. Waarom? Beroepen, afdelingen werken nog steeds in silo’s. Ook hebben we te weinig betrouwbare gegevens: over kosten, voorraad, prestaties, patiëntervaring.”


Het DICA werkt aan verbetering hiervan met het verzamelen van uitkomstinformatie, zowel klinisch, als niet-klinisch. Dat wordt gedeeld met de zorginstellingen die de data leveren, zodat zij hier lering uit kunnen trekken en van elkaar kunnen leren. De afgelopen 10 jaar blijken uitkomsten al steeds verder te verbeteren door alle klinische domeinen heen.


Door eenduidige standaarden en bijbehorende barcodes te gebruiken, wordt het volgens Eddes mogelijk om volgende stappen te zetten, zoals het bundelen van het DICA met registers voor borstimplantaten en voor medicatie. Het gaat dan niet alleen om traceerbaarheid, maar ook om betere kwaliteitsindicatoren over het hele zorgproces heen.                                                                                               “Verder willen we werken met interactieve dashboards, deze zomer nog voor de helft van alle samenwerkende registers. Die dashboards helpen artsen en patiënten samen te beslissen over de beste behandeling. Betrouwbare, uitwisselbare gegevens en dus standaardisatie zijn een must om tot dit soort duurzame, betere zorg te komen.”


Uitdagingen: Fabrikanten moeten worden meegenomen

Hiervoor moeten ook fabrikanten worden meegenomen. Een fabrikant zoals medisch technologieconcern Smith & Nephew heeft, zo bleek, aardige uitdagingen gehad bij het doorvoeren van standaarden om alle 90.000 producten op uiteenlopende manieren scanbaar te maken, bijvoorbeeld via GS1-standaarden zoals UDI en GTIN.


Deels waren er wettelijke katalysatoren – zoals in de VS en de UK de afgelopen jaren. Maar net zo belangrijk is het om als fabrikant deel te nemen aan het realiseren van betere patiëntuitkomsten, merkt Leila McMahon op, Global GS1 Program Manager bij Smith & Nephew. “In onze missie staat dat we met onze producten betere uitkomsten willen realiseren voor patiënten en zorgsystemen. Hiervoor moeten we wel het vertrouwen hebben en behouden van onze gebruikers. Dat krijgen we wanneer zij weten dat ze op onze data kunnen bouwen.”


Belangrijk is volgens McMahon het institutionaliseren van registratieprocessen zoals van UDI, GTIN-standaarden en het gebruik van databases zoals GDSN – in de organisatie, maar ook extern met afnemers, zodat het normaal wordt om op deze wijze informatie uit te wisselen. “Het is nu niet langer een eenmalig initiatief omdat het ergens verplicht wordt, het is iets dat we nu overal kunnen doen. Zo gaan we dat in Nederland doen voor de LIR. Het is geen moeilijke taak meer, omdat we er voor gezorgd hebben dat standaardisatie normaal geworden is. Er is een tsunami van data, het is van belang dat we die goed beheren en vertalen naar bruikbare informatie voor alle stakeholders, dat alle stakeholders ook dezelfde definities gebruiken.”


Weerbarstige praktijk en de waarde van ‘safety stops’

De theorie van standaarden en het gebruik van barcodes is mooi, maar de praktijk is weerbarstig merkt panellid en OK-verpleegkundige Hennie Mulder (Maxima Medisch Centrum). “Er worden meerdere standaarden gebruikt, zoals GS1, HIBC en SEC. Barcodes zijn vaak niet goed scanbaar, of hebben niet dezelfde volgorde.”


Dit beperkt bijvoorbeeld de waarde van ‘safety stops’ die zijn ingevoerd in de OK’s van het MMC – momenten waarop een chirurgische checklist wordt afgegaan om te controleren of alles in orde is. Die safety stops zijn volgens Mulder effectief, want het aantal fouten is sterk gedaald, met betere uitkomsten voor patiënten en lagere zorgkosten als gevolg.


Er is wel verbetering zichtbaar. Zo zijn in juni 2017 de ADC-afspraken gemaakt voor eenduidige barcodering en volgde in 2018 de verplichting van registratie van alle medisch implantaten in het LIR-register. Producenten uploaden hun productinformatie in het LIR en na het scannen van een implantaat wordt dit direct in het LIR afgevinkt.


Mulder: “Dit voorkomt veel fouten in scanning en papieren administratie, zorgt voor betere betrouwbaarheid en je hoeft geen patiënten meer naar huis te sturen omdat we niet de juiste instrumenten of implantaat hebben of omdat het niet goed te scannen is.”

Bron: GS1

Redactie Medicalfacts/ Janine Budding

Ik heb mij gespecialiseerd in interactief nieuws voor zorgverleners, zodat zorgverleners elke dag weer op de hoogte zijn van het nieuws wat voor hen relevant kan zijn. Zowel lekennieuws als nieuws specifiek voor zorgverleners en voorschrijvers. Social Media, Womens Health, Patient advocacy, patient empowerment, personalized medicine & Zorg 2.0 en het sociaal domein zijn voor mij speerpunten om extra aandacht aan te besteden.

Ik studeerde fysiotherapie en Health Care bedrijfskunde. Daarnaast ben ik geregistreerd Onafhankelijk cliëntondersteuner en mantelzorgmakelaar. Ik heb veel ervaring in diverse functies in de zorg, het sociaal domein en medische-, farmaceutische industrie, nationaal en internationaal. En heb brede medische kennis van de meeste specialismen in de zorg. En van de zorgwetten waaruit de zorg wordt geregeld en gefinancierd. Ik ga jaarlijks naar de meeste toonaangevende medisch congressen in Europa en Amerika om mijn kennis up-to-date te houden en bij te blijven op de laatste ontwikkelingen en innovaties. Momenteel ben doe ik een Master toegepaste psychologie.

De berichten van mij op deze weblog vormen geen afspiegeling van strategie, beleid of richting van een werkgever noch zijn het werkzaamheden van of voor een opdrachtgever of werkgever.

Recente artikelen