Botst taakherschikking met de wet?
ArrayU moet onder algehele narcose geopereerd worden. Niet de anesthesioloog voert de preoperatieve screening uit, maar een verpleegkundige. Mag dat eigenlijk wel? Van Gelder en Kop, beiden anesthesioloog, zijn daarover duidelijk in een artikel in Medisch Contact[i]: “Nee, deze vorm van taakherschikking is in strijd met de wetâ€, aldus de auteurs. Dat taakherschikking kan botsen met de wet zijn we graag met hen eens. De Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ) heeft daarom al in 2003 voorstellen gedaan om wetgeving aan te passen. Tot op heden zijn (nog) niet alle daartoe noodzakelijke veranderingen doorgevoerd[ii]. Het artikel bevat echter enkele passages die aanleiding kunnen geven tot misverstanden. Zo is het nog maar de vraag of preoperatieve screening niet toch door verpleegkundigen verricht zou kunnen worden.
Â
De auteurs laten nadrukkelijk in het midden of het wenselijk is dat gespecialiseerde verpleegkundigen zelfstandig preoperatieve screening verrichten. Toch is juist het beantwoorden van die vraag van belang. Gesteld dat een ziekenhuis met de daar werkzame anesthesiologen en verpleegkundigen tot de conclusie zou komen dat het wél wenselijk is, dat de screening geen voorbehouden handelingen impliceert, dat de verpleegkundige voldoende geschoold en getraind is, dat de screening vastligt in protocollen, dan is niet zonder meer de conclusie dat het in strijd is met de wet omdat er sprake is van een geneeskundige behandelingsovereenkomst en artikel 7: 404 van het Burgerlijk Wetboek (BW) zou verplichten tot persoonlijke uitvoering van de anesthesist.
Â
In één van de achtergrondstudie bij het advies van de RVZ over de juridische aspecten van taakherschikking[iii] is juist op het punt van de verplichting tot persoonlijke uitvoering op grond van artikel 7: 404 BW opgemerkt dat daarover onzekerheid bestaat. Zo geldt de verplichting tot persoonlijke dienstverlening alleen ‘wanneer de opdracht is verleend met ‘het oog op een persoon‘. Wanneer daarvan sprake is, is echter niet altijd duidelijk in de gezondheidszorg. Zo zal er in het algemeen geen twijfel over bestaan dat wanneer een patient zich wendt tot een specifieke – met name genoemde – arts de opdracht is verleend met het oog op een persoon. Dat ligt minder voor de hand wanneer het een zaalarts in een ziekenhuis betreft of een anesthesist. De patient heeft dan in het algemeen weinig te kiezen. Verder volgt uit de omschrijving dat een opdracht door een ander mag worden uitgevoerd ‘voor zover uit de opdracht voortvloeit’. Wanneer daarvan sprake is, moet uit de omstandigheden worden afgeleid. Dat is overigens niet altijd eenvoudig..
Â
Dit laatste neemt niet weg dat daarvoor wel aanknopingspunten zijn te vinden in de jurisprudentie. In een andere achtergrondstudie bij het advies van de RVZ is onderzocht welke opvattingen in de rechtspraak te vinden zijn die houvast bieden voor het feitelijk en praktisch vormgeven van taakherschikking[iv]. Daaruit komt naar voren dat er grenzen zijn aan taakherschikking (geen medicatie voorschrijven omdat de wet dit niet toestaat), maar dat bijvoorbeeld triage door verpleegkundigen op een spoedeisende hulpafdeling van een ziekenhuis toegestaan is omdat dit aanvaardbaar en gangbaar is in Nederland. Wanneer in meer ziekenhuizen praktijk is / wordt dat verpleegkundigen de preoperatieve screening voor hun rekening nemen, zou een aanvaardbare en gangbare praktijk kunnen ontstaan.
Â
Terecht merken de auteurs op dat de preoperatieve screening geen voorbehouden handeling is, maar wel kan worden aangemerkt als een medische risicovolle handeling. Hoewel we dus ook dat met de auteurs eens zijn, volgt daaruit nog niet dat de beschreven praktijk de toets van de inspectie niet kan doorstaan. Want zo blijkt bijvoorbeeld tot nu toe niet dat de inspectie bezwaren zou hebben tegen triage door doktersassistenten op huisartsenposten. En dat lijkt ons evenzeer aan te merken als medisch risicovol. Het is echter een bewuste keus van de wetgever niet alle handelingen waaraan risico’s verbonden zijn – zoals bijvoorbeeld het stellen van een medische diagnose[v] – aan te merken als voorbehouden handeling. Ook de jurisprudentie op dit punt is (nog) niet eenduidig. Veel zal dus afhangen van de feitelijke situatie en de concrete omstandigheden of artikel 7:404 BW verplicht tot een persoonlijke uitvoering van de preoperatieve screening door de anesthesist.
Â
We onderschrijven overigens de noodzaak van wetswijziging. Zoals gezegd is de minister het daarmee eens, maar het kabinet lijkt vooralsnog vooral oog te hebben voor noodzakelijke wijzigingen in de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (zelfstandige bevoegdheden voor verpleegkundig specialisten met betrekking tot voorbehouden handelingen) en minder voor bijvoorbeeld noodzakelijke wijzigingen in de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst. Zo is / blijft onduidelijk of, en in welke omvang de WGBO van toepassing is op bijvoorbeeld (medische) call centra en op zelfstandig gevestigde verpleegkundigen[vi]. Minstens zo belangrijk als wetswijziging is echter een open discussie tussen beroepsgroepen over ‘beroepsdomeinen’. Voor die discussie onderstrepen we het belang van het uitgangspunt dat deskundigheid en competenties van hulpverleners richtinggevend dienen te zijn voor de vraag wie de patient kan helpen c.q. wie de preoperatieve screening moet doen.
Â
Mw. mr. G.P.M. Raas en mw. mr. M.W. de Lint, beiden werkzaam als senioradviseur bij de RVZ.
[i] Taakherschikking botst met wet. Th. C. van Gelder en B. Kop. Medisch Contact, nr. 43, 24 oktober 2008, pag. 1784-1787.
[ii] Maar de minister is dat wel van plan, zoals blijkt uit een recent persbericht van het kabinet. Kabinet stemt in met taakherschikking in de zorg. Persbericht 13-06-2008. www.regering.nl
[iii] Belemmeringen in wet- en regelgeving voor taakherschikking in de gezondheidszorg. Mr. G.P.M. Raas en Mr. M.W. de Lint. In: Juridische aspecten van taakherschikking in de gezondheidszorg. RVZ, Zoetermeer 2002.
[iv] Geschikt en geschoven. Een jurisprudentieonderzoek over taakherschikking in de gezondheidszorg. Sectie Gezondheidsrecht Universiteit Maastricht. In: Juridische aspecten van taakherschikking in de gezondheidszorg. RVZ, Zoetermeer 2002.
[v] Zie hierover bijvoorbeeld: Medische diagnose: kiezen voor deskundigheid. Raad voor de Volksgezondheid en Zorg, Zoetermeer, 2005.
[vi] Zie hierover: Taakherschikking: geen probleem, maar oplossing. Mr. G.P.M. Raas. Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, 2-2004.
Â
Â