Verhouding medisch beroepsgeheim en opsporingsbelang zorgvuldiger regelen
ArrayWat moet een medisch hulpverlener doen wanneer hij of zij in aanraking komt met een patient die verdacht wordt van een strafbaar feit, een verdenking tegen hemzelf of met informatie die strafrechtelijk relevant is? Het medisch beroepsgeheim beschermt de privacy van de patient en de toegankelijkheid van de zorg. In het Wetboek van Strafvordering is vastgelegd hoe strafvorderlijk kan worden opgetreden. Uitgangspunt bij strafvorderlijk optreden in een ziekenhuis is dat het belang van het medisch beroepsgeheim prevaleert boven het belang van opsporing. Steeds vaker wordt regelgeving bijgesteld in het belang van opsporing. Het gevolg is dat informatie die onder het beroepsgeheim valt, kan en vaak ook moet worden gebruikt voor opsporing of strafrechtelijke controle. Dat kan aan de orde zijn bij een vermoeden van kindermishandeling, twijfel over natuurlijk overlijden, euthanasie of een medische fout. Dat brengt medisch beroepsbeoefenaars in een spagaat tussen opsporing en het beroepsgeheim.
Boeven in het Ziekenhuis / druk 1
W.L.J.M. Duijst
Hoog tijd om een aantal verhoudingen tussen het medisch beroepsgeheim en de opsporing te verduidelijken, vindt arts en jurist drs. mr. Wilma Duijst-Heesters. Ze doet ook suggesties voor wijzigingenvan artikelen in de Algemene wet op het binnentreden en het Wetboek van Strafvordering.
Wilma Duijst promoveert op maandag 19 september aan de Radboud Universiteit Nijmegen bij professor Buruma (strafrecht) en prof. Kastelein (gezondheidsrecht) op de dissertatie: ‘Boeven in het ziekenhuis’. Medisch beroepsgeheim en verschoningsrecht Medisch hulpverleners hebben een medisch beroepsgeheim. Zij kunnen ook voor de rechter een beroep doen op dit beroepsgeheim (verschoningsrecht). Dat medisch beroepsgeheim kan om een aantal redenen doorbroken worden: wanneer een wettelijke regeling dat vereist, wanneer de patient daarvoor toestemming geeft en in een conflict van plichten. Een dergelijk conflict bestaat als er ernstig gevaar bestaat voor een ander, dat door het doorbreken van het beroepsgeheim kan worden voorkomen. Schending van het beroepsgeheim zonder goede gronden kan leiden tot een strafrechtelijke sanctie (komt vrijwel nooit voor), een tuchtrechtelijk verwijt of een civiele actie. In jurisprudentie is een ontwikkeling gaande dat ‘zwaarwegende belangen’ kunnen leiden tot doorbreking van het beroepsgeheim. Voorbeelden van ´zwaarwegende belangen´ zijn het belang om zijn afkomst te weten, het gezondheidsbelang van een derde of de verdediging van de arts in rechte. Duijst concludeert dat de opsporing van strafbare feiten niet als een zodanig zwaarwegend belang kan worden gezien dat het medisch beroepsgeheim hiervoor moet wijken. Beroepsgeheim en opsporing
De verpleegafdeling waar de patient verblijft wordt bij wet gezien als woning en kan slechts met toestemming of met een wettelijke machtiging worden betreden. Daarentegen is betreding van de behandelkamer van een arts door een opsporingsambtenaar mogelijk, zelfs zonder toestemming van een van beiden. Volgens de promovenda een vreemd onderscheid en moet de wet op dit punt worden aangepast. Toegang zou slechts mogelijk mogen zijn met instemming van arts of machtiging van de Rechter Commissaris. Bij doorzoeking in het ziekenhuis zijn brieven en geschriften van inbeslagneming uitgesloten. Ze vallen onder het verschoningsrecht. De promovenda is van mening dat ook andere informatiedragers als röntgenfoto’s, CT-scans en laboratoriummateriaal onder dit verschoningsrecht vallen en van inbeslagneming uitgesloten moeten worden. Het aftappen van de telefoon van een verschoningsgerechtigde moet bij wet worden uitgesloten.
Wetgeving waarbij de medisch hulpverlener verplicht wordt om informatie te verschaffen voor opsporing en controle, moet duidelijkheid verschaffen over wat er met de verstrekte gegevens gaat gebeuren, vindt de promovenda. Als die duidelijkheid ontbreekt, kan er van een verplichting tot afgeven van informatie die onder het verschoningsrecht valt, in haar ogen geen sprake zijn. De verhouding tussen het medisch beroepsgeheim en de opsporing kan nooit helemaal dichtgetimmerd worden door wetgeving. ndien een wettelijke verplichting tot het doorbreken van het van het beroepsgeheim ontbreekt, blijft het de verantwoordelijkheid van de medisch hulpverlener om dit onder omstandigheden toch te doen. Duijst pleit dan ook voor ´professionele moed´ bij hulpverleners om de juiste keuzes te maken. Convenanten Over de wijze waarop strafvordering in het ziekenhuis kan worden geregeld hebben ziekenhuizen en politie privaatrechtelijke overeenkomsten afgesloten. Deze convenanten zijn voortgekomen uit onvrede en onduidelijkheid over de wijze waarop in het kader van het strafrecht werd opgetreden in ziekenhuizen. Promovenda Duijst heeft de 24 convenanten die de afgelopen jaren tussen politie en ziekenhuizen zijn gesloten onderzocht op vorm van overeenkomst, partijen en gemaakte afspraken en juridische haalbaarheid. Ze constateert dat er veel mis is met deze convenanten. Het privaatrecht is volgens haar niet de juiste weg voor het regelen van strafvorderlijke bevoegdheden. De kwetsbare positie van de verdachte in het ziekenhuis die enerzijds afhankelijk is van de medisch hulpverlener en anderzijds van justitie, vraagt om wettelijke waarborgen. Een aantal in de convenanten gemaakte afspraken zijn in strijd zijn met het Wetboek van Strafvordering en daarmee niet geldend. Daarbij leidt de grote verscheidenheid van de in de verschillende convenanten vastgelegde afspraken tot rechtsongelijkheid voor patienten. Volgens de promovenda kunnen convenanten alleen een regulerende rol spelen in de verhouding tussen medisch beroepsgeheim en de opsporing van strafbare feiten als ze op landelijk niveau worden gesloten. Wilma Duijst-Heesters (Vught, 1963) studeerde geneeskunde (VU Amsterdam) en recht (OU Nederland) en werkte onder meer in het Emma kinderziekenhuis/AMC, verpleeghuis Immendael te Beekbergen en als consultatiebureauarts. Tot voor kort was ze als docent gezondheidsrecht en strafrecht verbonden aan de Radboud Universiteit. Thans is ze als universitair docent verbonden aan de medische faculteit van de Rijksuniversiteit Groningen. ‘Boeven in het ziekenhuis. Een juridische beschouwing over de verhouding tussen het medisch beroepsgeheim en de opsporing van strafbare feiten’, W.L.J.M. Duijst-Heesters. Den Haag: Sdu uitgevers, ISBN 9012110440. Promotie: 19 september, Radboud Universiteit Nijmegen, 15.30 uur.
Bron: Radboud Universiteit