RIVM evalueert hielprikprogramma
ArrayMet ingang van 1 januari 2007 is de hielprik uitgebreid van drie naar zeventien aandoeningen. Sinds deze uitbreiding zijn circa 120 extra baby’s met ernstige aandoeningen opgespoord. In 2007 zijn in totaal 194 kinderen met de hielprikscreening opgespoord. Dit blijkt uit een evaluatie door TNO-Kwaliteit van Leven in opdracht van het RIVM/Centrum voor Bevolkingsonderzoek dat vandaag is aangeboden aan het ministerie van VWS.Het betreft 60 kinderen met sikkelcelziekte of een andere ernstige bloedaandoening, 70 kinderen met een stofwisselingsziekte, 57 kinderen met een aandoening aan de schildklier en 7 kinderen met een aandoening aan de bijnieren.
Door de tijdige opsporing konden deze kinderen snel verwezen worden naar de zorg voor verdere diagnostiek en behandeling. Een snelle start van de behandeling is essentieel bij deze aandoeningen, die al in de eerste weken na de geboorte kunnen leiden tot onherstelbare schade aan de gezondheid.
TNO-KvL heeft in opdracht van het RIVM ook de voorlichting aan ouders over de hielprikscreening onderzocht. Hieruit blijkt dat ouders vertrouwen hebben in de screening. 99,8% van de ouders laat een hielprik bij hun kind uitvoeren.
Het deelnamepercentage was ook in 2007 onveranderd hoog, namelijk 99,8%.
Ouders geven de voorlichting over de hielprik een ruime voldoende, een 7.1.
In nagenoeg alle gevallen (98 %) wordt de hielprik binnen de afgesproken tijd uitgevoerd.
TNO rapport Evaluatie hielprikprogramma(PDF)
TNO rapport voorlichting ouders(PDF)
Klik hier voor meer informatie over de hielprikscreening