Welke factoren beïnvloeden de kans op borstkanker?

Array

borstkanker risicofactorenHet aantal vrouwen dat is blootgesteld aan factoren die het risico van borstkanker verhogen neemt toe. Het gaat hierbij om de volgende risicofactoren: eerste menstruatie op jongere leeftijd, geboorte van het eerste kind op latere leeftijd, afnemend kindertal, toename in het gebruik van orale anticonceptie. Andere risicofactoren zijn alcoholconsumptie, lichamelijke inactiviteit en ernstig overgewicht. Nu de screening op borstkanker volledig is ingevoerd (in 1997), zal het aantal ontdekte nieuwe gevallen van borstkanker niet verder stijgen. Dat meer vrouwen te maken krijgen met de genoemde risicofactoren die samenhangen met de voortplanting, zal echter een ongunstig effect hebben op het aantal nieuwe gevallen van borstkanker. Het ‘netto’-effect van deze ontwikkelingen is moeilijk te voorspellen. Niet alle risicofactoren van borstkanker zijn bekend. Hieronder volgt een overzicht van de bekende risicofactoren voor borstkanker. Niet alle gevallen van borstkanker kunnen door één of meer van deze factoren verklaard worden.

De meest bekende risicofactoren voor het krijgen van borstkanker zijn:

  • Erfelijke belasting
  • Een eerdere borstaandoening
  • Weinig kinderen
  • Het krijgen van het eerste kind op latere leeftijd
  • Vroege menstruatie
  • Late menopauze
  • Het kort of helemaal geen borstvoeding geven
  • Het langdurig (2-3 jaar) gebruik van hormoonpreparaten om overgangsklachten tegen te gaan
  • Overmatig alcoholgebruik
  • Gebrek aan lichaamsbeweging
  • Overgewicht

Borstkanker in de familie verhoogt het risico

Een vrouw met één eerstegraads familielid met borstkanker heeft een ongeveer tweemaal verhoogd risico. Bij twee eerstegraads familieleden met borstkanker is het risico drie- tot viermaal verhoogd (Collaborative Group on Hormonal Factors in Breast Cancer, 2001). Een vrouw heeft nog hogere risico’s als ze familieleden heeft bij wie zich op jonge leeftijd borstkanker ontwikkelde in beide borsten.

Mutatie in twee erfelijke genen verhoogt het risico met 40 tot 85 procent

BRCA is een afkorting voor BReast CAncer en staat voor de twee erfelijke borst- en eierstokkankergenen BRCA1 en BRCA2. Vrouwen met een mutatie in het BRCA1- of BRCA2-gen hebben een risico van 40 tot 85% om borstkanker te krijgen (Anglian Breast Cancer Study Group, 2000). Geschat wordt dat bij 5% van alle vrouwen met borstkanker een genetisch defect in het BRCA1- of BRCA2-gen een rol speelt. In Nederland zijn 700 tot 900 families geïdentificeerd met een mutatie. Een mutatie in het BRCA1-gen wordt viermaal vaker gezien dan een mutatie in het BRCA2-gen.

Verhoogde kans na goed- of kwaadaardige borstaandoening

Vrouwen die borstkanker hebben gehad, hebben een drie- à viermaal verhoogd risico om ook kanker in de andere borst te krijgen. Dit betekent dat bij 15 à 20% van de vrouwen die borstkanker overleven, binnen 20 jaar voor de tweede keer borstkanker wordt gediagnosticeerd. Goedaardige borstaandoeningen met specifieke weefselkenmerken – bijvoorbeeld atypische ductale hyperplasie (bovenmatige groei) – verhogen de kans op een kwaadaardige aandoening twee à drie keer. Andere goedaardige aandoeningen lijken geen verhoogd risico op te leveren. Een voorbeeld hiervan is het fibroadenoom, ontstaan door gezamenlijke groei van bindweefsel en klierepitheel. (Hartmann et al., 2005).

Hoger risico bij vrouwen zonder kinderen

Bij vrouwen die nooit zwanger zijn geweest, is het risico op borstkanker ongeveer tweemaal zo groot als bij vrouwen die wel kinderen hebben. Hierbij is de leeftijd waarop een vrouw haar eerste kind krijgt belangrijk. Vrouwen die na hun 35ste hun eerste kind krijgen, lopen ongeveer evenveel risico als vrouwen zonder kinderen, en driemaal zoveel risico als vrouwen die voor hun 18de een kind kregen. Onafhankelijk van de leeftijd waarop het eerste kind werd geboren, heeft een groot aantal kinderen een grotere beschermende werking.

Vroege menstruatie en late menopauze verhogen het risico

De leeftijd bij de eerste menstruatie en bij de menopauze zijn geassocieerd met borstkanker. Wanneer de eerste menstruatie vóór het 12de jaar optreedt, is het risico 30% hoger dan wanneer het na het 14de jaar optreedt. Vrouwen bij wie de menopauze na het 55ste jaar intreedt, hebben nadien een tweemaal zo hoog risico op borstkanker dan vrouwen bij wie de menopauze vóór het 45ste jaar begint. De beschermende werking van een vroege menopauze kan worden toegeschreven aan het beeindigen van de functie van de eierstokken. Vrouwen bij wie op jonge leeftijd de eierstokken zijn weggehaald, hebben ook decennia na de operatie nog een verlaagde kans op borstkanker (Kelsey & Berkowitz, 1988).

Beschermend effect borstvoeding

Borstvoeding heeft een beschermende werking tegen premenopauzale borstkanker. In een omvangrijk patient-controleonderzoek onder premenopauzale vrouwen bedroeg de risicovermindering 22% bij vrouwen die 4-12 maanden borstvoeding hadden gegeven. De vermindering van het risico was groter naarmate de vrouwen op jongere leeftijd borstvoeding hadden gegeven (Newcomb et al., 1994). Eerdere studies vonden alleen risicovermindering na het zéér langdurig geven van borstvoeding, dat wil zeggen één tot twee jaar over het gehele leven. Dat is in Nederland ongebruikelijk lang. Bij postmenopauzale vrouwen werd geen relatie gevonden tussen het geven van borstvoeding en borstkanker. Een meta-analyse heeft het beschermende effect van borstvoeding op het ontstaan van borstkanker bevestigd (Collaborative Group on Hormonal Factors in Breast Cancer, 2002). Geschat wordt dat het risico op borstkanker bij vrouwen in de westerse wereld met meer dan de helft verminderd zou kunnen worden (van 6,3 tot 2,7 per 100 vrouwen op 70-jarige leeftijd), indien het gemiddelde aantal geboorten en de totale duur van de borstvoeding hetzelfde zou zijn als tot voor kort in ontwikkelingslanden het geval was. Risicoverhogend effect hormonale substitutie

In grootschalige onderzoeken in de VS werd een toename van de kans op borstkanker gevonden bij vrouwen die postmenopauzaal langer dan vijf jaar oestrogeensubstitutie gebruikten. De kans op het krijgen van borstkanker was bij deze vrouwen 30-40% groter dan voor vrouwen die geen hormonen hadden gebruikt (Colditz et al., 1995; Collaborative Group on Hormonal Factors in Breast Cancer, 1997). Tumoren die onder invloed van hormonale substitutie ontstaan, zijn vaak van het lobulaire type (Chen et al., 2002a).
Een grote Britse studie bevestigt de eerder gevonden toename van het risico van borstkanker bij het gebruik van producten met alleen een oestrogeen (toename 20-40%). Daarenboven toont de studie aan dat de toename van het risico veel groter is (90-210%) bij het gebruik van een combinatietherapie van oestrogeen en een progestageen (Million Women Study, 2003).
De toename van de kans op borstkanker is afhankelijk van de duur van de behandeling. De kans neemt af vanaf het moment dat HST wordt gestaakt. Vijf jaar na stopzetting van de therapie is het risico van borstkanker weer hetzelfde als bij vrouwen die nooit HST hebben gebruikt. Er blijkt geen verschil te zijn in het risico van borstkanker tussen specifieke preparaten of de wijze van toepassing.
Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) adviseert de artsen om bij het voorschrijven van HST een zo laag mogelijke effectieve dosis te gebruiken, voor een zo kort mogelijke duur. Met name bij langdurig gebruik moeten de voordelen van HST worden afgewogen tegen het verhoogde risico van optreden van borstkanker.

Verhoogd risico door anticonceptiepil

Vrouwen die de pil slikken hebben een verhoogd risico van 24% op het krijgen van borstkanker in vergelijking tot vrouwen die de pil niet slikken. Voor vrouwen die 1-4 jaar geleden zijn gestopt met de pil is er een verhoogd risico van 16%. Vrouwen die 5-9 jaar geleden zijn gestopt met de pil, hebben een verhoogd risico van 7%. Voor vrouwen die al langer dan tien jaar geen anticonceptiepil meer slikken is er geen verhoogd risico meer. De duur van het gebruik van de anticonceptiepil, de dosis en de samenstelling hebben geen effect op het risico. Vrouwen die vóór de leeftijd van 20 jaar beginnen met het slikken van de pil hebben een wat hogere kans op het krijgen van borstkanker gedurende het gebruik van de pil. Het absolute risico van borstkanker is echter laag in deze leeftijdsgroep (Collaborative Group on Hormonal Factors in Breast Cancer, 1996).

Mogelijk verband met alcoholgebruik

Er bestaat mogelijk een oorzakelijk verband tussen alcoholconsumptie en een verhoogde kans op borstkanker. De precieze aard van dit verband is echter niet duidelijk. In een analyse van de gegevens van zes prospectieve studies is een risicotoename gevonden van 9% bij inname van 10 gram alcohol per dag (ongeveer 0,75 á 1 glas). Tot een inname van 60 gram per dag (ca. 5 glazen) neemt het risico lineair toe (Smith-Warner et al., 1998). Er zijn onvoldoende gegevens om bij een hogere dagelijkse inname de aard van het verband vast te stellen.

Gunstig effect lichamelijke activiteit

Vrouwen die regelmatig lichamelijk actief zijn, hebben naar schatting 20 tot 40% minder kans op borstkanker dan vrouwen die weinig lichamelijk actief zijn. Deze schatting is gebaseerd op de resultaten van zowel cohortstudies als patient-controlestudies naar het effect van lichamelijke activiteit op het risico van borstkanker. Het effect van lichamelijke activiteit op het risico van borstkanker is gelijk voor vrouwen met en zonder overgewicht (KWF, 2005c)

Overgewicht mogelijke risicofactor

Bij vrouwen na de menopauze is overgewicht een risicofactor. Het risicoverhogend effect van overgewicht na de menopauze wordt geschat op 30 tot 50%. Vóór de menopauze hebben vrouwen met overgewicht geen verhoogd risico om borstkanker te krijgen (KWF, 2005c).

Bron: RIVM

Redactie Medicalfacts/ Janine Budding

Ik heb mij gespecialiseerd in interactief nieuws voor zorgverleners, zodat zorgverleners elke dag weer op de hoogte zijn van het nieuws wat voor hen relevant kan zijn. Zowel lekennieuws als nieuws specifiek voor zorgverleners en voorschrijvers. Social Media, Womens Health, Patient advocacy, patient empowerment, personalized medicine & Zorg 2.0 en het sociaal domein zijn voor mij speerpunten om extra aandacht aan te besteden.

Ik studeerde fysiotherapie en Health Care bedrijfskunde. Daarnaast ben ik geregistreerd Onafhankelijk cliëntondersteuner en mantelzorgmakelaar. Ik heb veel ervaring in diverse functies in de zorg, het sociaal domein en medische-, farmaceutische industrie, nationaal en internationaal. En heb brede medische kennis van de meeste specialismen in de zorg. En van de zorgwetten waaruit de zorg wordt geregeld en gefinancierd. Ik ga jaarlijks naar de meeste toonaangevende medisch congressen in Europa en Amerika om mijn kennis up-to-date te houden en bij te blijven op de laatste ontwikkelingen en innovaties. Momenteel ben doe ik een Master toegepaste psychologie.

De berichten van mij op deze weblog vormen geen afspiegeling van strategie, beleid of richting van een werkgever noch zijn het werkzaamheden van of voor een opdrachtgever of werkgever.

Recente artikelen