Botox vermindert speekselvloed

Injectie lijkt goed alternatief voor chirurgie
Veel kinderen met een ernstige hersenbeschadiging (´cerebral palsy´) hebben last van een overmatige speekselvloed. Uit onderzoek van Arthur Scheffer, KNO-arts in opleiding in het UMC St Radboud, blijkt dat botox-injecties in de speekselklieren een effectieve en weinig belastende behandeling kunnen zijn voor dit probleem.

Kinderen die overmatig kwijlen worden vaak gemeden en uitgesloten. In veel gevallen moeten ze meerdere keren per dag van kleding wisselen en vaak krijgen ze huiduitslag om de mond. De speekselvloed leidt soms zelfs tot uitdrogingsverschijnselen of een grotere vatbaarheid voor longontstekingen. Vandaar dat in ernstige gevallen wordt gekeken of die speekselvloed is terug te dringen met een operatie.

Drooglegging
Samen met collega´s heeft Arthur Scheffer, KNO-arts in opleiding in het UMC St Radboud, onderzocht in hoeverre het overmatige kwijlen ook kan worden aangepakt met een botoxinjectie, een ingreep die minder ingrijpend is dan bijvoorbeeld een operatie. De resultaten van dit onderzoek zijn zojuist gepubliceerd in het vooraanstaande vakblad Archives of Otolaryngology-Head & Neck Surgery.

Scheffer: “Ruim honderddertig patienten tussen de 3 en 27 jaar kregen onder algehele verdoving een botoxinjectie in de speekselklieren in de onderkaak. Na twee maanden zagen we dat bij 61 patienten de speekselvloed met meer dan de helft was afgenomen. Bij enkele patienten verdween ook de uitslag om de mond en vier patienten konden door de ´kunstmatige drooglegging´ beter spreken. Hoewel het effect van de botoxinjectie gemiddeld 22 weken aanhoudt, heeft een klein deel van de patienten ook na een jaar nog baat bij de behandeling.”

Patientselectie
Het onderzoek, tot dusver het grootste op dit gebied, wijst uit dat een botox-injectie een goed alternatief kan zijn voor kinderen met kwijlproblematiek. Scheffer: “De therapie wordt nog interessanter, wanneer we vooraf beter kunnen vaststellen welke patienten goed gaan reageren. Dat aspect willen we nu verder gaan uitzoeken.”

Jan de Leeuw