Cardiologen roepen patiënten op voor extra controle
ArrayBij een beperkt aantal patienten met de genoemde types van deze St Jude Medical defibrillatie-electrode, kan een verhoogde slijtage optreden van de siliconenbuitenlaag. Dit kan leiden tot een inefficiente of ongewenste extra schok aan het hart wat mogelijk gezondheidsrisico’s kan veroorzaken. Ook de pacemakerfunctie van het apparaat kan hierdoor minder goed werken. De patienten waar het om gaat, worden door het eigen ICD-centrum opgeroepen voor een onderzoek. Daar wordt gecontroleerd of de ICD normaal functioneert. In de meeste gevallen gaat het slechts om een extra controle, in een aantal gevallen leidt het wellicht tot een hernieuwde ingreep.
ICD’s controleren en detecteren te snelle en abnormale hartritmes. Wanneer een dergelijk abnormaal hartritme wordt gedetecteerd wordt er een kleine schok (shock) gegeven aan het hart. Deze schok wordt verzonden via elektroden die het hart verbinden met de defibrillator. De schok stopt de hartritmestoornis, en herstelt het normale hartritme van de patient. Uit onderzoek en klachten is gebleken dat de ICD’s van de genoemde types van St Jude Medical verhoogde slijtage vertonen van het isolatiemateriaal van de elektrode. Hierdoor kan het voorkomen dat de ICD niet meer goed functioneert. In navolging van de Amerikaanse FDA heeft nu ook de Inspectie in Nederland besloten dat patienten met dit type ICD moeten worden opgeroepen voor een extra controle.
Informatie over het type en de modellen van St Jude Medical zijn te vinden op de website van de Inspectie (IGZ). De patient kan dit vervolgens controleren aan de hand van zijn of haar eigen identificatiepasje. In Nederland gaat het naar schatting om circa 1.500 patienten, die in één van de ICD-centra zijn behandeld.
De patienten die het betreft, krijgen de komende weken een oproep van de behandelend cardioloog. Daarbij zal aan de hand van een radiologisch onderzoek worden bepaald of er sprake is van extra slijtage. In veel gevallen zal er een afspraak worden gemaakt voor extra controles. In een beperkt aantal gevallen zal een defibrillatie-elektrode worden bijgeplaatst of worden vervangen, afhankelijk van de patient en in overleg met de behandelend arts.
De NVVC en Inspectie hebben in overleg met de fabrikant hierover alle cardiologen inmiddels geïnformeerd. Patienten hoeven zelf geen actie te ondernemen, maar krijgen een oproep. Bij vragen of problemen wordt patienten geadviseerd zelf contact op te nemen met het ziekenhuis en/of de eigen cardioloog.