Aantal patiënten dat terugkomt na dotteren moet omlaag’
ArrayInterventiecardioloog schetst tijdens oratie beeld van 30 jaar dotteren
Het aantal patiënten dat na een dotterbehandeling opnieuw een vernauwing krijgt in de kransslagader, moet omlaag. Daarin ligt een grote uitdaging voor interventiecardiologen. De behandelingen zijn de afgelopen jaren al flink verbeterd, maar het is nog niet goed genoeg. Dat zegt Dr Robert Jan van Geuns van het Thoraxcentrum van het Erasmus MC morgen tijdens een openbare lezing ‘Verder kijken dan de stent lang is’ ter gelegenheid van zijn benoeming tot hoogleraar interventiecardiologie.
In Nederland ondergaan jaarlijks ruim 38.000 mensen een dotterbehandeling. Daarbij wordt de vernauwing in de kransslagaders opgeheven door een ballonnetje in de aderen op te blazen en de aderen eventueel te ‘stutten’ met een stent. Van Geuns schetst tijdens zijn oratie een beeld van dertig jaar dotteren. Door onder andere deze behandelingen is de sterfte aan hart- en vaatziekten aanzienlijk gedaald. Overleed enkele decennia geleden één op de twee Nederlanders aan hart en vaatziekten, nu is dat één op de vier.
Van alle patiënten die gedotterd zijn, krijgt een deel opnieuw problemen. Het eerste jaar gaat het vrijwel bij iedereen goed, maar daarna komt tussen de 10 en 20 procent terug omdat er weer een vernauwing zit in de kransslagader. Na 7 tot 10 jaar krijgen veel patiënten problemen op dezelfde plek. Dit komt bijvoorbeeld doordat het lichaam het metaal van de stent niet goed accepteert en weefsel gaat aanmaken. Van Geuns: ‘’Dat moet beter, want de gemiddelde patiënt die een dotterbehandeling krijgt is 65 jaar. Die kan nog heel wat jaren mee, dus moeten we hem of haar ook een langere garantie kunnen geven dan een jaar.’’
Een mogelijke oplossing is de oplosbare stent, die volledig verdwijnt zodat er geen lichaamsvreemd materiaal achterblijft in het lichaam. De eerste vijfjaarstudies laten goede resultaten zien. ‘Niet alleen blijft het vat open, het blijft ook flexibel, zodat het weer op de natuurlijke manier kan samentrekken. Bij een metalen stent kan dat niet. Inmiddels lopen er ook studies om deze stent bij complexere patiënten te plaatsen.
Het wordt voor interventiecardiologen ook belangrijk om te kunnen voorspellen welke patiënten in de toekomst problemen krijgen en welke niet. Momenteel is nog niet goed te zien welke plaque mogelijk gaat scheuren en dus een hartinfarct kan veroorzaken. Bij een vernauwing wordt dan vrijwel altijd gedotterd. ‘Als we in de toekomst beelden kunnen maken in de vaten die laten zien welke plaques wel of niet gevaarlijk is, kunnen we patiënten gerichter behandelen.’
Bron: Erasmus MC