Huisarts in 2006 mogelijk niet meer volledig BTW vrijgesteld

Array

Huisartsen moeten hoogstwaarschijnlijk in 2006 ook BTW gaan verrekenen voor verrichtingen die niet direct te maken hebben met geneeskundig handelen, zoals keuringen en informatievoorziening. In november 2003 heeft het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen in Luxemburg (Hof van Justitie) een aantal arresten gewezen over de reikwijdte van de BTW-vrijstelling voor medische prestaties in de Zesde Richtlijn. De Zesde Richtlijn omvat de harmonisatie van de wetgevingen der Lid-Staten in de Europese Unie inzake de omzetbelasting. In deze arresten wordt meer duidelijkheid verschaft over het antwoord op de vraag welke activiteiten worden aangemerkt als gezondheidskundige verzorging van de mens en mitsdien zijn vrijgesteld van de heffing van BTW. Uit eerdere jurisprudentie was al duidelijk geworden dat de toepassing van de medische vrijstelling in de Zesde Richtlijn in ieder geval gebonden is aan twee voorwaarden. Ten eerste moet het doel van de dienst de bescherming van de gezondheid betreffen (inclusief instandhouding of herstel ervan), en ten tweede dient dit zogeheten therapeutische doel verwezenlijkt te worden door een persoon met de vereiste beroepskwalificaties. Het doel van een dienst is dus bepalend voor de toepassing van de vrijstelling. Medische keuringen die worden verricht om derden in staat te stellen een beslissing te nemen en hieraan rechtsgevolgen te verbinden (in casu over een invaliditeitsuitkering), vallen niet onder de medische vrijstelling. In een dergelijk geval ziet het voornaamste doel namelijk niet op de bescherming van de gezondheid van de onderzochte persoon. Ook valt niet onder de medische vrijstelling: de afgifte van een medische verklaring voor de toekenning van een oorlogspensioen, of het verrichten van medische onderzoeken met het oog op een medisch rapport ter zake van medische aansprakelijkheid, medische beroepsfouten en schaderaming.De medische vrijstelling uit de Zesde Richtlijn is in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Wet Omzet Belasting (OB). Anders dus dan de voorwaarden uit de Zesde Richtlijn en de Europese jurisprudentie wordt in de Wet OB niet de voorwaarde gesteld van het vorenvermelde therapeutische doel (lees: de gezondheidskundige verzorging van de mens). De Wet OB heeft de uitwerking van de vrijstelling weliswaar gekoppeld aan de beroepen waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Wet BIG, maar geeft geen omschrijving van de betreffende medische diensten en kent daardoor niet expliciet de beperking dat het moet gaan om gezondheidskundige verzorging van de mens. De Wet OB heeft op dit gebied zodoende een andere, ruimere, reikwijdte dan de Zesde Richtlijn. Dit betekent onder meer dat bepaalde activiteiten die volgens het Hof van Justitie niet vallen onder de medische vrijstelling, onder de Wet OB wel onder de vrijstelling vallen. Hoewel de laatste jaren een aantal interpretatieve beleidsbesluiten is uitgevaardigd waarin de Wet OB meer richtlijnconform wordt uitgelegd, is een aanpassing van de wettelijke bepaling thans aan de orde. Nederland loopt anders het risico dat de Europese Commissie een inbreukprocedure zal beginnen. Er wordt voorgesteld om zo veel mogelijk de letterlijke bewoordingen uit de Zesde Richtlijn over te nemen in de Wet OB. Op deze wijze wordt recht gedaan aan vorenvermelde jurisprudentie van het Hof van Justitie, omdat de uitleg van de gehanteerde begrippen en bewoordingen uit de Wet OB één op één herleidbaar is tot de Zesde Richtlijn en zodoende ook tot de uitleg van het Hof. Door de voorgestelde wijziging van de medische vrijstelling zullen bepaalde (para)medici die thans alleen vrijgestelde prestaties verrichten, tevens belaste prestaties gaan verrichten. Zij zullen vervolgens de BTW die drukt op kosten en investeringen moeten splitsen in een aftrekbaar en een niet-aftrekbaar deel. De streefdatum 1 juli 2005 is niet gehaald maar zal op korte termijn bij een koninklijk besluit te bepalen tijdstip plaatsvinden. De leden van de VVD-fractie van de Tweede Kamer merkten eerder al op dat huisartsen op korte termijn geconfronteerd kunnen worden met BTW-heffing op bijvoorbeeld medische keuringen en vragen of dit met de sector is gecommuniceerd. Daarnaast vragen ze wat voor gevolg dit zal hebben voor de huisartsen en de administratieve lasten. Volgens Staatssecretaris van Financiën, mr. drs. J.G. Wijn is in de commissie vrije beroepsbeoefenaren van het College Tarieven Gezondheidszorg/Zorgautoriteit i.o. (CTG/Zaio) over deze wijziging van BTW-heffing over niet-geneeskundige verrichtingen gesproken. De Landelijke Huisartsen Vereniging was hierbij aanwezig. Het CTG/Zaio heeft de betreffende sectoren onder meer gevraagd aan te geven om welke verrichtingen het naar hun mening zou gaan die nu nog vrijgesteld zijn, maar waarover in de toekomst BTW wordt geheven. Het staat de sectoren vrij om een verzoek in te dienen bij het CTG om de tarieven als gevolg van deze ontwikkeling aan te passen. Het CTG behandelt vervolgens deze verzoeken volgens de gebruikelijke procedure. Wijziging van de Wet op de omzetbelasting
Verslag van de Staatssecretaris van Financiën, mr. drs. J.G. Wijn
Bron: HuisartsVandaag

Recente artikelen